3 - Geleidingsstoornissen

Question 1

Hoe kan je een rechter bundeltakblok herkennen?

Answer 1

Door een ‘right rabbit ear’ in afleiding V1 en een brede S in V6, lead I en aVL.

Question 2

Hoe kan je een onvolledig RBTB onderscheiden van een volledig RBTB?

Answer 2

Een volledig RBTB heeft een breed QRS bovenop de andere typische morfologie, een onvolledig RBTB niet.

Question 3

Hoe kan je een linker bundeltakblok herkennen?

Answer 3

Door een breed QRS-complex met een diepe, gehaakte S in V1 en een gehaakte R in V6.

Question 4

Hoe kan je een linker anterior hemiblok herkennen?

Answer 4

• Smal QRS-complex
• Hoge R in I en aVL
• Diepe S in II, III en aVF

Question 5

Hoe kan je een linker posterior hemiblok herkennen?

Answer 5

• Smal QRS-complex
• Diepe S in I en aVL
• Hoge R in II, III en aVF

Question 6

Hoe kan je een 1e graads AV-blok herkennen?

Answer 6

Er is een verlengd PR-interval (> 200ms) maar elke P wordt wel nog gevolgd door een QRS.

Question 7

Hoe kan je een Wenckebach herkennen?

Answer 7

• PP-interval blijft constant
• Progressief verlengend PR-interval tot er een QRS-complex wegvalt

Question 8

Hoe kan je een 2e graads AV-blok type 2 herkennen?

Answer 8

• Constant PP-interval
• Onaangekondigd wegvallen van QRS-complex (constante PR-intervallen)

Question 9

Hoe herken je een 3e graads AV-blok?

Answer 9

Aan het escape ritme: er is AV-dissociatie. Dit kan je zien doordat het PP-interval en het RR-interval geen veelvoud zijn van elkaar.

Question 10

Hoe kan je een antegraad geleidende accessoire bundel herkennen?

Answer 10

Aan tekens van pre-excitatie: breed QRS, delta-golf en kort PR-interval.