15) 701-750 Flashcards
(50 cards)
1
Q
gray
A
grijs
2
Q
week
A
de week
3
Q
Monday
A
maandag
4
Q
Tuesday
A
dinsdag
5
Q
Wednesday
A
woensdag
6
Q
Thursday
A
donderdag
7
Q
Friday
A
vrijdag
8
Q
Saturday
A
zaterdag
9
Q
Sunday
A
zondag
10
Q
date
A
de datum
11
Q
morning
A
de ochtend
12
Q
afternoon
A
de middag
13
Q
evening
A
de avond
14
Q
night
A
de nacht
15
Q
moment
A
het ogenblik
16
Q
thick
A
dik
17
Q
thin
A
dun
18
Q
wide
A
breed
19
Q
narrow
A
smal
20
Q
triangle
A
de driehoek
21
Q
rectangle
A
de rechthoek
22
Q
gram
A
de gram
23
Q
kilogram
A
de kilogram
24
Q
meter
A
de meter
25
kilometer
de kilometer
26
beauty
de schoonheid
27
success
het succes
28
answer
het antwoord
29
example
het voorbeeld
30
progress
de vooruitgang
31
to run
rennen
32
to swim
zwemmen
33
to dance
dansen
34
to pull
trekken
35
to push
duwen
36
to show
laten zien
37
to let
toestaan
38
to select
uitkiezen
39
to control
besturen
40
to decide
beslissen
41
to thank
bedanken
42
to lie
liegen
43
to pronounce
uitspreken
44
to translate
vertalen
45
to question
ondervragen
46
to answer
antwoorden
47
to search
zoeken
48
to find
vinden
49
to compare
vergelijken
50
to develop
ontwikkelen