6) 251-300 Flashcards
(50 cards)
1
Q
pear
A
de peer
2
Q
apricot
A
de abrikoos
3
Q
peach
A
de perzik
4
Q
cherry
A
de kers
5
Q
grape
A
de druif
6
Q
pineapple
A
de ananas
7
Q
pea
A
de erwt
8
Q
garlic
A
de knoflook
9
Q
onion
A
de ui
10
Q
cabbage
A
de kool
11
Q
beet
A
de rode biet
12
Q
bell pepper
A
de paprika
13
Q
duck (meat)
A
het eendenvlees
14
Q
lamb (meat)
A
het lamsvlees
15
Q
ham (meat)
A
de ham
16
Q
rib (meat)
A
het ribstuk
17
Q
bacon
A
de bacon/het spec
18
Q
carp (fish)
A
de karper
19
Q
trout
A
de forel
20
Q
caviar
A
de kaviaar
21
Q
lobster
A
de kreeft
22
Q
squid
A
de inktvis
23
Q
margarine
A
de margarine
24
Q
cream
A
de room
25
cottage cheese
kwark
26
ice cream
het ijsje
27
white bread
de wittebrood
28
brown/wheat bread
de bruinbrood
29
cracker
de cracker
30
muffin
de muffin
31
seed
het zaad
32
oats
de haver
33
barley
de gerst
34
flour
het meel
35
peanut
de pinda
36
spices
de specerijen
37
dill
de dille
38
parsley
de peterselie
39
ketchup
de tomatenketchup
40
mustard
de mosterd
41
vinegar
de azijn
42
caramel
de karamel
43
cotton candy
de suikerspin
44
marshmallow
het spekje
45
chocolate bar
de chocoladereep
46
chewing gum
de kauwgom
47
meal
de maaltijd
48
picnic
de picknick
49
barbecue
de barbecue
50
diet
het dieet
