Praktijk therapie Flashcards

1
Q

doel thoraxmobiliserende oefeningen

A
  1. ander adempatroon
    - door hyperinflatie bij obstructief lijden
    - door angst, spanning & stress
    - door benauwd voelen bij restructief lijden
  2. neigen naar hyperinflatie stand
  3. verkorting van hulpademhalingsspieren & rigiditeit van ligamenten
  4. thorax mobiliserende oefeningen
    - rekken van bepaalde spieren vb: pectorales
    - in combinatie met volumerekruterend = trage inspiraties & sputumevacuerend = lange expiraties

in combinatie met AH
- verschillende uitgangshoudingen
- meerdere doelen
- focus verschuiven door andere uitgangshouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

thoraxmobiliserende oefeningen

A
  1. algemeen
    - bewegingen in de 3 vlakken gebruiken
    - borstademhaling: flexie = expiratie & extensie = inspiratie
    - flankademhaling: lateroflexie
    - borstademhaling: rotatie
  2. op krukje
    - handen op schouders & cirkels maken met ellebogen
    - extensie = beide armen in anteflexie
    - nog eens maar met handen over elkaar
  3. met stok
    - flexie/extensie = anteflexie
    - lateroflexie = stok bovenhoofd waarbij bekken gefixeerd blijft
    - rotatie = stok achter schouders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rekoefeningen

A
  1. mm. pectorales
    - handen in nek
    - bij inspiratie ellebogen naar achter
    - bij expiratie ellebogen houden
  2. krukje
    - rotatie = extra rek door leuningen te duwen
    - extensie = roeien = van protractie naar retractie door horizontale abductie met gebogen ellebogen
    - lateroflexie = 1 hand volledige abductie boven hoofd = hangen
  3. klimrek
    - voorwaarts hangen
    - zijwaarshangen met voeten op rek steunen = 10-20sec
    - rotatie = begin in rug en draaien tot je met beide voeten het raam kunt vastnemen
    - stretch pectoralis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

volumerekruterende gecombineerde oefeningen

A
  1. lateroflexie
    - handen achter hoofd
    - lateroflexie rechts + insipiratie = links optimaal vullen
    - terugkeren = expiratie
  2. rotatie ≈ lateroflexie
    - handen achter hoofd
    - draaien rechts + inspiratie = links optimaal vullen
    - kandelaarshouding = extra accent op bovenkwab
    - terugkeren = expiratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sputumevacuerende gecombineerde oefeningen

A

= tegenovergestelde

  1. lateroflexie
    - handen achter hoofd
    - lateroflexie rechts + expiratie = rechts optimaal legen
    - terugkeren = inspiratie
  2. rotatie ≈ lateroflexie
    - handen achter hoofd
    - draaien rechts + expiratie = rechts optimaal legen
    - terugkeren = inspiratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

reinigen van bovenste luchtwegen

A
  1. volwassenen & kinderen
    - correct snuiten
    - retrograad poetsen = retrograde rhinopharyngeale desobstructie
    - neusspoelkan
  2. baby’s & peuters
    - retrograde rhinopharyngeale desobtructie met installatie van fysiologisch water
    - spoelen met ruime hoeveelheid fysiologisch water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

correct snuiten

A

= anterograad poetsen

  1. doel
    - slijm uit bovenste luchtwegen te halen = tegen fysiologische weg
    –> enkel nuttig bij grote hoeveelheden snot
    - preventie van nieuwe/uitbreidende infecties
  2. aandachtspunten
    - rustig & diep inademen
    - uit 1 neusgat snuiten appart
    - lange & constante flow uitademen = laminair
  3. kracht van uitademen
    - niet te laag = geen nuttige evacuatie
    - niet te hoog = druk op sinussen & oren
    - geen grove (trompet)geluiden
    - kan leiden tot sinusitis & otitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

retrograad poetsen

A
  1. definitie
    - neus optrekken
    - snot naar mondholte trekken
    - hierna inslikken of uitspugen
  2. voordelen
    - zelfde richting als beweging van cilia
    - geen hoge drukken op oren & sinussen
    - snot onderweg naar sinussen & oren kan geëvacueerd worden door overdruk in neus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

neusspoelkan procedure

A
  1. water in kan
    - 37°C
    - tot gemerkt teken
  2. keukenzout toevoegen
    - 0,9% zout gehalte = fysiologisch
    - 1 koffielepel per halve liter
    - hypertoon mag
    - hypotoon word afgeraden & is pijnlijk
  3. mengen van water
    - ook in teut van kan
    - klein beetje weggieten voor begin
  4. houding
    - hoofd in flexie = voorover
    - dan rotatie naar 1 kant
    - geen lateroflexie
  5. gieten
    - in eerste keer meteen 1/2 van kan
    - door mond blijven ademen
  6. andere neusgat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

aandachtspunten neusspoelkan

A
  1. hypertone oplossing
    - extra vocht naar slijmlaag brengen = verdunnen & makkelijker loskomen
    - aangeraden voor muco
    - erg veel zout kan onaangenaam zijn
  2. zwelling door acute infectie
    - lang wachten tot doorloop zien
    - indien geen doorloop = later opnieuw voelen
    - niet te lang wachten = hoge drukken op
    - via buis van eustachius naar oren is niet goed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

reinigen van bovenste luchtwegen bij baby’s & peuters

A

algemeen
- nog groter belang dan volwassenen
- meerdere keren per dag
- altijd wenen = gebruik maken van snelle inspiratie voor retrograad poesten

retrograde rhinopharyngeale desobtructie met installatie van fysiologisch water
1. ruglig
2. kleine hoeveelheid fysiologisch tijdens einde van expiratie
3. inspiratie = mond & eventueel 1 neusgat dichthouden
4. neusoptrekken met fysiologisch water
5. water & slijm in mond

spoelen met ruime hoeveelheid fysiologisch water
1. zijlig met hoofd in verlengde van lichaam & gezicht naar tagel toe
–> anders water naar keel
2. ruime hoeveelheid gieten in bovenste neusgat
3. weglopen van water & slijm door onderste neusgat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

borstademhaling

A
  1. algemeen
    - buikademhaling kan volledig alleen <=> borst & flank zijn altijd samen door rib beweging
    - niet mogelijk vanuit zijlig = borstkast vast tussen schouders in protractie
  2. aanleren
    - in ruglig met knieën gebogen
    - rustige expiraties & inspiraties
    - lichte overdruk op buik continu = geen beweging
    - lichte overdruk naar dorsaal & licht caudaal op sternum tijdens expiraties = meteen meebewegen
    - lichte tractie op sternum bij inspiratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

buikademhaling

A
  1. houdingen
    - zijlig of ruglig
    - knieën gebogen = lengte van buikspieren die rom toelaten
    - niet teveel = retroversie van bekken die rom verminderd
    - snellere steunname van diafragma zal flankademhaling induceren
  2. aanleren
    - rustige inspiraties
    - continue overdruk op borst in ruglig & flank in zijlig = geen beweging
    - lichte overdruk buik tijdens expiratie
    - hand lossen van buik tijdens inspiratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

flank ademhaling

A

= handvatting laag op ribben

  1. unilateraal in zijlig
    - rustige expiraties & inspiraties
    - lichte overdruk op buik continu = geen beweging
    - lichte overdruk lateraal op ribben tijdens expiraties = meteen meebewegen
    - lichte tractie naar oksel tijdens inspiratie
  2. bilaterale in zit
    - achter of voor patiënt staan
    - expiratie = lateraal op ribben naar binnen duwen
    - inspiratie = focus van patiënt om borst & buik actief stil te houden
    - flanken naar buiten tegen handen = verminderde druk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

totale ademhaling

A
  1. algemeen
    - veel coördinatie nodig
    - pas als elk onderdeel appart onder controle
  2. procedure
    - inspiratie: buik -> flank -> borst
    - expiratie: borst -> flank -> buik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

schema ademhaling & doelen

A

delen van luchtweg
1. extrathoracaal
2. proximale luchtwegen
3. distale luchtwegen
4. terminale luchtwegen & alveolen

soorten ademhaling = drainage van
1. snel inspiratoir = extrathoracaal retrograad
2. snel expiratoir = extrathoracaal anterograad
3. traag inspiratoir = distale & terminale luchtwegen
–> volume recruterend
4. traag expiratoir = proximale luchtwegen
–> sputumevacuerend

17
Q

doel volumerekruterend

A
  1. pathologie
    - atelectase & pneumonie
    - gebied opnieuw ventileren
  2. sputumevacuatie
    - lucht achter obstructie krijgen
    - secreties kunnen niet geevacueerd worden als geen lucht achter/tussen zit
    - naar centraal verplaatsen door expiratie & cilia
18
Q

trage inspiraties

A
  1. algemeen
    - alle trage inspiraties
    - nog efficiënter bij actieve inspiratie = tele-inspiratoire apnee met open glottis
    - optimale druk blijft aanwezig in longen
    - lucht voldoende tijd om naar gebieden waar normaal niet komt
  2. hyperinflatie voorkomen
    - ook voldoende tijd voor expiratie = geen hyperinflatie
    - maximum inspiraties 5 keer na elkaar
  3. gebruik van neus
    - zuiveren, verwarmen & bevochtigen van lucht
    - meer geleidelijke vulling = optimaler
    - geen evolutie naar hyperinflatie maar rond teugvolume blijven
19
Q

EDIC

A
  1. algemeen
    - EDIC exercise au debit inspiratoir controlé
    - Guy Postiaux
    - bovenliggende long vullen in zijlig
  2. houding
    - in zijlig zo dicht mogelijk tegen therapeut = rug controleren met romp
    - palpatie van buik ademhaling & ondertussen maximale abductie patiënt
  3. uitvoering
    - trage maximale inspiratie via neus met actieve pauze van min 5sec
    - maximaal 5 seconden
    - einde van inspiratie = actief reiken ≈lateroflexie
    - flankademhaling
    - terug naar volledige expiratie = palpatie van buik
20
Q

doel van incentive spirometrie

A
  1. gebruik
    - incentive = aanmoedigend
    - feedback over juiste flow van inspiratie
    - therapietrouw & motivatie verhogen
  2. indicatie
    - geen mogelijkheid van steriliseren = kortdurig gebruik
    - postoperatief
    - bij chronisch uitvoeren van lange inspiraties = goed aanleren
    –> even effectief
21
Q

types incentive spirometer

A
  1. aflezen van flow
    - beste soort
    - optimale flow = vitale capaciteit
    - verschillende subtypes
  2. kiezen van flow
    - lage flow voor inspiraties nodig
    - toestel kan verkeerde trigger geven
    - bij debiet kiezen valt doel vaak weg
    - verkeerd gebruikt door patiënt = inspiratie kracht trainen
22
Q

incentive spirometer met aflezen types

A
  1. flow-indicator
    - beste
    - balletje gaat omhoog afh van flow
    - tussen een bepaalde range proberen houden
  2. volume-indicator
    - balletje gaan omhoog afh van volume
    - enkel omhoog bij correcte flow
    - vaak goalmarker voor volume
    - is doel niet
    - wel goed motiverend eerste dagen postoperatief door snelle vooruitgang
  3. triflow
    - 3 balletjes die omhoog gaan afh van flow
    - doel = enkel 1 balletje omhoog houden
23
Q

aanleren van incentive spirometrie

A
  1. uitgangshoudingen
    - in zit met rechte rug & ontspannen schouders
    - in zijlig & EDIC kan ook
    - toestel zelf altijd volledig recht houden!
  2. expiraties altijd buiten toestel
  3. inspiratie
    - tanden op mondstuk
    - flow-indicator zo lang mogelijk op juiste plaats
    - 5 seconden langer inhouden als balletje gezakt is = actieve pauze
24
Q

ELTGOL

A
  1. algemeen
    - Expiration Lente Totale Glotte Ouverte en decubitis Laterale
    - Guy Postiaux
    - sputum mobiliserend voor onderliggende long
  2. houding
    - zijlig met licht opgetrokken benen
    - aan rand van tafel = rug ondersteunen door romp
    - expiratie met open mond & glottis
    –> mogelijk mondstuk toedienen
    - 1 hand op flank
    - 1 hand tussen tafel & buik = progressief, traag & krachtig dicht duwen
  3. variatie
    - intensieve oefening = aanpassen aan welbevinden & variabiliteit van patiënt
    –> zeggen en vermelden voor feedback
    - hand voldoende laag
    - te hoog = op maag = minder efficiënt & pijnlijk
25
Q

ELPr

A
  1. algemeen
    - sputum evacuatie voor kinderen
    - expiration lente prolongée
    - longen zo klein mogelijk maken
  2. houding
    - ruglig
    - 1 hand op buik & 1 hand op thorax
    - schepbeweging naar elkaar toe
    - voldoende druk gebruiken
  3. variant
    - ruglig op benen van therapeut
    - buikinhoud meer naar craniaal
    - diafragma wordt al hoger & longen zijn kleiner
26
Q

snelle expiraties

A

doel = expectoreren van centraal slijm

  1. hoest
    - snelle inspiratie
    - sluiten van glottis
    - expiratie musculatuur
    - plots openen van glottis = hoog debiet & dynamische compressie
    –> turbulentie
  2. huffen
    - snelle en of trage inspiratie
    - open glottis
    - geforceerde expiratie
    - aanleren door mondstuk of rolletje = glottis goed openhouden
    –> geen stemgeluiden
  3. voordelen van huffen
    - makkelijk moduleren = kracht & startvolume
    - minder explosief = milder voor trachea
    - minder uitputtend = minder energie
    - minder pijnlijk
27
Q

pathologische hoest

A
  1. spontane hoest
    - enkel hoesten bij hoestprikkel = slijm dat klaar zit
    - ideaal volume & kracht = EPP op plaats van slijmprop
  2. pathologische hoest
    - veelvuldig hoesten -> irritatie trachea -> hoesten -> …
    - verzwakking van luchtweg onstaat
    - kan leiden tot tracheobronchiale collaps
    –> aangeboren = traceo- of bronchomalacie
    - vaak door recurrente luchtweginfecties
    - te weinig of te zwak kan ook = vaak bij kineren
  3. reëducatie
    - dosering & niveau van starten
    - leren huffen idpv hoesten
    - manuele ondersteuning = thoraco-abdominale thrust
    –> door therapeut of patiënt zelf met kussen op buik
    - band of druk op pijnlijke zone
28
Q

algemeen autogene drainage

A
  1. combinatie techniek
    - jean chevallier bij mucovisidose patiënten
    - FET & ACBT
    - combinatie van vorige manoevres
    - patiënten moeten zelf kunnen uitvoeren = autogeen
  2. expiratie & inspiratie
    - luchtstroom optimaal voor mobilisatie vs collaps
    - inspiratie = afh van gewenst longvolume in cyclus
29
Q

cyclus van autogene drainage

A
  1. ontkleven = bewegen van perifeer sputum
    - heel ver uitademen & op laag longvolume blijven
    - weinig inademen via neus met open glottis
    - geïsoleerde buikademhaling
    - duur afh van hoeveelheid & type slijm
    –> langer = meer opbrengst
    - hoestprikkel leren negeren
  2. verzamelen
    - langzaam elke keer iets dieper inademen
    - pauze met open glottis
    - progressief meer flank & borst ademhaling gebruiken
  3. evacueren
    - huffen of hoesten
    - snelle expiratie van op hoog longvolume
30
Q

feedback bij autogene drainage

A
  1. tactiel
    - met handen op thorax sputum voelen
    - veel ervaring van patiënt & therapeut nodig
    - ook gebruik voor gedifferentieerde ademhaling
  2. auditief
    - rhonxhi = reutels bij centrale slijmen
    - sneller & meer = centralere slijmen
    - crepitiaties = fijnere geluiden bij meer perifere slijmen
  3. wheezing
    - vernauwing van bronchiolen
    - in begin van expiratie = centrale luchtwegen <=> op het einde
    - vermijden door bronchodilatatie, andere snelheid van expiratie en PEP-systemen
  4. gebruik van feedback
    - weten waar secreties zitten samen met beeldvorming
    - aanpassing van instructies = meer focus op diep of perifeer
    - andere uitgangshoudingen
31
Q

AAD

A

= geassiseerde autogene drainage

  1. gebruik
    - onvoldoende ademcontrole & bewuste meewerking
    - niet-coöperatieven & baby’s
    - toch verplichten om naar lagere longvolumes te gaan door hulpmiddelen
    - zacht werk & geleidelijk opbouwen
  2. baby’s
    - bobath bal
    - botsen op bal
    - kalmerend effect
    - snellere expiratie & grotere luchtstroom
32
Q

banden als hulpmiddel van ademhaling

A
  1. gedifferentieerde ademhaling
    - restrictie van bepaalde soorten ademhaling
    - hoog thoracaal = borst, laag thoracaal = flank & buik = buik
    - volwassenen = meer stugge band dan kinderen
    - band aanspannen tijdens expiratie
  2. banden bij hyperinflatie
    - zowel hoog als laag thoracaal
    - hyperinflatie stand verminderen
    - ribben in volledige expiratie
    - diafragma moet meer naar craniaal bewegen
  3. aanleren van buikademhaling
    - thoracaal restrictie
    - of band abdominaal om betere proprioceptie te bekomen
    - betere abdominale expiratie
33
Q

soorten PEP-systemen

A

= positive expiratory pressure

  1. drukafhankelijke PEP-systemen
    - voor training van expiratoire spieren
    - expiratie opening afh van druk
    - expiratie enkel mogelijk bij overschrijden van bepaalde druk
    - onder bepaalde druk = dichtklappen & geen expiratie mogelijk
  2. debietafhankelijke PEP-systemen
    - weerstand instellen bij expiratie
    - hogere weerstand bij sneller uitademen = debiet
    - hogere weerstand bij kleinere diameter
  3. hygiëne van PEP
    - mondstuk of mondmasker
    - bij goede hygiëne mogelijkheid van gebruik verschillende patiënten
    - elke gebruik: uit elkaar halen, wassen met water & zeep + volledig droogmaken
    - regelmatig in kokendwater of stoomsterilisator
34
Q

gebruik van debiet-afhankelijke PEP

A
  1. Hi-PEP
    - volume rekrutering met grote weerstand
    - grote weerstand = klein gaatje 1,5-2mm
    - geen hoog debiet kunnen halen door hoge weerstand
    - 10-15x maximaal in & uit ademen bij zo hoog mogelijke weerstand
    –> inademen met neus
  2. low-PEP
    - volumerekrutering & sputumevacuatie
    - kleine weerstand = groot gaatje = 3-5mm
    - hoge weerstand = vertraging & minder makkelijk mucus meevoeren
    - wel goed voor luchtwegen open houden
    - zo klein mogelijke weerstand zonder wheezing
35
Q

oscilatie van PEP-systemen

A
  1. algemeen
    - invloed op visco-elastische eigenschappen van mucus
    - gemakkelijker losrukken van luchtweg wand
    - elk op eigen manier trilling opwekken
    –> eigen voor & nadelen
  2. Fluter/Gelomuc/ParioOPEP
    - stalen balletje dat op & neer gaat = vibraties tijdens expiratie
    - weerstand & vibratie afh van positie = moeilijker gebruik
    –> vlakker = hogere weerstand
    - geen fibratie bij lage flow
  3. Aerobika
    - weerstand door terugslag klepje
    - 5 verschillende weerstanden
    –> ook trilling bij lage flow
    - geen invloed van psoitie = ook mogelijk in verschillende lichaamshuidingen
    - moeilijker te kuisen
36
Q

flowchart van training

A
  1. limitatie berekenen
    - cardio = 220-leeftijd & behaald verschilt minder dan 15 slagen
    - respi = behaalde MVV is 85% of meer van FEV1x40
  2. indien respi
    - duurtest van 10min
    - op 75% van maximale belasting
    - kunnen = duurtraining
    - niet kunnen = interval training van 1 of 2 min on/off
    –> ?% maximaal
  3. indien cardio = altijd duurtraining
37
Q

droogpoeder inhalator

A

gebruik droogpoeder
1. expiratie bijna maximaal buiten toestel
2. mond op toestel met hoofd in lichte extensie
3. snelle & diepe inspiratie
4. toestel wegnemen
5. adem 5-10sec inhouden
6. langzaam uitademen
7. mondspoelen met water

gebruik andere droopoeders
- capsule = prikken net voor gebruik & 2x herhalen op capsule volledig leeg te hebben
- droog poeder met klikker = schudden & klikken vooraleer inhaltie

38
Q

andere medicatie

A

gebruik aerosol
1. schudden
1. verstuiven
2. mond op toestel met hoofd in lichte extensie
3. 3-5x normaal ademhalen = klep horen open & toe gaan
4. mondspoelen met water

gebruik repimat
1. draaien tot klik met beschermdop erop
2. openenn van dop
3. expiratie bijna maximaal buiten toestel
4. mond op toestel met hoofd in lichte extensie
5. op klop drukken
6. trage & diepe inspiratie
7. toestel wegnemen
8. adem 5-10sec inhouden
9. langzaam uitademen
10. mondspoelen met water

39
Q

referentie waarden

A
  1. FEV1 & FVC = lengte, leeftijd, geslacht & etniciteit
  2. piekstroop = lengte, leeftijd & geslacht
  3. 6MWT = lengte, leeftijd, geslacht & gewicht
  4. JAMAR = leeftijd, geslacht & gewicht