Ruimtelijke Planning Deel IV H15 Flashcards

1
Q

Wat is een interactiemilieu?

A

stedelijk milieu met voorzieningen voor ontmoeting en voor
uitwisseling van informatie, kennis, kapitaal en/of goederen
(metropolitaans als er een groot internationaal bereik is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een publiek domein?

A

meer dan alleen openbare ruimte van straten, pleinen en parken;
ook de interactie in en rond traditioneel openbare gebouwen (station, musea) maar
juist ook in en rondom private gebouwen (theaters, winkels, hotels).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bepaalt kwaliteit van interactiemilieu?

A

aantrekkelijkheid als vestigingsmilieu en
reisbestemming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 4 milieus?

A
  • stadscentra
  • cultuurcluster
  • kenniscluster
  • gemengde woon-werk milieus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt stadscentra in?

A
  • van oudsher vaak veel verschillende functies en veel verschillende
    modaliteiten bereikbaar
  • compact, onmiddellijke onderlinge nabijheid, bereikbaarheid van veel functies
  • functiemenging, historische gelaagdheid
  • intensivering ruimtegebruik en aanpassingen van mate en vormen in openbare ruimte
  • vaak al aangepast door schaalvergroting foor verkeer, OV, maar wel rekening houden met historie anders is het zo kil
  • schaalvergroting is niet enige oplossing, ook prio geven aan andere manieren
  • grootschalige functies worden pas onderdeel van centrum als er functie menging is: verschillende soorten en maten en historie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt cultuurcluster in?

A
  • valt vaak samen met stadcentrum of uitbreiding daarvan
  • ook als strategie van stedelijke vernieuwing
  • verschillende typen cultuurclusters: cultuurcentrum, cultuurplein, cultuurpark, stedelijk waterfront
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt kennisclusters in?

A
  • minder plaatsgebonden
  • campusstrategieën: lijkt steeds meer op stedelijke gebiedsontwikkeling
  • multifunctioneel: aandacht op openbare ruimte en multiculti populatie
  • 3 manieren getypeerd:
    a. buiten de stad (niet veel in NL)
    b. gesloten campus binnen stad (duidelijke grenzen)
    c. geïntegreerd (functiemenging met wonen, werken etc -> kansrijk samenwerking tussen stad en uni, probleem: herkenbaarheid uni?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt gemengde woon-werkmilieus in?

A
  • gebouwen zijn makkelijker aan te passen dan kavels
  • belang kleinschalige bedrijvigheid voor stedelijke economie is onderschat
  • groot deel van aantal bedrijven
  • dus ruimte maken voor werk?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de tegenstrijdige doelen voor ontwikkeling van de stad?

A
  • langetermijn vs flexibiliteit: Langetermijnduurzaamheid/continuïteit, maar tegelijk
    flexibel is voor veranderingen in het gebruik in de toekomst
  • Grote vs. Kleine schaal: Aandacht voor regionale schaal en internationale
    positionering, maar tegelijk voor kleine schaal van gemengde stadsmilieus.
    Infrastructuur die de stad VERBINDT met de regio en de wereld, maar ook een bijdrage
    kan leveren aan de stadsplattegrond op kleine schaal
  • Vernieuwing vs. Cultuurhistorie: Ruimte voor vernieuwing, maar tegelijk aandacht
    voor cultuurhistorische kwaliteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de lagentheorie?

A
  • laag ondergrond: resultaat van processen: traag
  • laag van netwerken: sterkere dynamiek en bepalend voor positie van steden en internationale netwerken
  • occupatielaag: hoogste dynamiek en bepalend voor sociale, functionele en ruimtelijke diversiteit van stad en landschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Andere lagentheorie?

A
  • bewerking van grondgebied: ondergrond
  • ontwerp vd stadsplattegrond: netwerk en occupatie
  • ontwerp openbare ruimte: netwerk en occupatie
  • regels voor bebouwing: occupatie
  • programma vd stad/gebruik: netwerk en occupatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de 2 perioden van ruimtelijke ontwikkeling (1950-2017)?

A

1e periode: wederopbouw industrialisatie -> grootschalige stadsuitleg, nieuwe groeikernen en aanleg grote industrie- en haventerreinen
2e periode: reactie op 1e periode. Stadscentra
verdunden en omringende wijken, dus minder draagvlak voor voorzieningen. Hierdoor
kwam het idee van de compacte stad terug en herontwikkeling van verlaten havenen
industrieterreinen en betere mobiliteit tussen de onderdelen in een regio.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voorbeelden hiervan in AMS en RDAM-DH?

A

Amsterdam: Radiale metropoolregio -> nog steeds centrale positie van het stadscentrum.
Het IJ is wel veranderd, want was eerst de rand vd stad en nu een centrale open ruimte.
Grote continuïteit in ruimtelijke structuur en economische structuur. Schiphol brengt
nieuwe ontwikkeling, maar houdt het ook tegen door haar eigen omvang.

Uitdijende ladderstructuur -> Rotterdam lineair langs de rivier
gegroeid en Den Haag op oude strandwallen en via Delft met elkaar verbonden door de
Schie. Later wegen/spoorwegen toegevoegd, dus ladderstructuur. Doorvoerhaven, dus
relatief arme bevolking met hoge werkloosheid en minder culturele voorzieningen, dus
herontwikkeling langs de Maas nu.
In Den Haag juist veel diplomatieke diensten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly