VO 8.1 DD immunologie 1 korte casussen

Question 1

Waardoor worden wratten met name veroorzaakt?

Answer 1

Wratten worden vooral veroorzaakt door virusinfecties.

Question 2

Waardoor worden recidiverende luchtweginfecties vooral veroorzaakt?

Answer 2

Door bacteriën

Question 3

Wat zijn de oorzaken van recidiverende luchtweginfecties?

Answer 3

• Astma
• Allergieën/ poliepen in holten
• Anatomische afwijkingen
• Vreemd lichaam (bij kinderen (aspiratie, object in neus))
• Cystische fibrose
• Medicamenteus (immuunsuppressie)
• Systeemziekten
• Secundaire immuundeficiëntie (bijvoorbeeld bij nierfalen, leverfalen, gastrointestinaal verlies van eiwitten (antistoffen))
• Primaire immuundeficiëntie

Question 4

Welke soorten vaccins zijn er?

Answer 4

• T-cel onafhankelijk antigeen: polysacharide vaccin (pneumovax)
  o Kortlevende plasmacellen zijn hierbij betrokken
• T-cel afhankelijk antigeen: eiwit of eiwitconjugaat vaccin (actHIB)
  o Langlevende plasmacellen zijn hierbij betrokken, hierbij worden er ook geheugencellen gevormd.

Question 5

Wat zijn de belangrijkste antistof deficiënties?

Answer 5

• CVID: gaat over de gehele laatste tak van het immuunsysteem
• XLA: X-linked agammaglobulinemie: geen gammaglobulinen (geen productie van B-cellen en geen antistoffen)
• IgA deficiëntie
• Hyper-IgM syndroom
• IgG subclass deficiëntie
  Vaak is IgA deficiëntie asymptomatisch.

Question 6

Wat zijn de CVID-spectrum aandoeningen?

Answer 6

1. Common variable immunodeficiency disorder (CVID)
   a. Verlaagd totaal IgG, met verlaagd IgA en/of IgM
2. IgG subklasse deficiëntie
   a. Normaal totaal IgG, verlaagde subklasse(n) IgG1-4
3. Selectieve antistofdeficiëntie met normale immuunglobulinen (heel selectief een plaats waar het mis gaat)
   a. Normaal totaal IgG, normale subklassen
   b. Gestoorde respons op bijvoorbeeld vaccinatie T-cel onafhankelijk antigeen (polysacharide non-respons)

Question 7

Waarmee gaat CVID vaak gepaard?

Answer 7

Meer dan 90% met CVID heeft afwijkingen op de CT-scan van de longen. Daarnaast zien we ook bij 25% bronchiectasieën: gaat gepaard met morbiditeit en mortaliteit.

Question 8

Hoe ontstaan de wratten bij CVID?

Answer 8

T-cellen?
- Verlaagd aantal T-cellen
- Verlaagde T-celfunctie
- Circa 20% van de CVID patiënten.

Question 9

Hoe ontstaat de trombopenie bij CVID?

Answer 9

Auto-immuniteit?
- 20-30% van patiënten met CVID
- Excessieve productie van autoantistoffen terwijl normale antistofproductie gestoord is (pathogenen/vaccinaties). Dit komt door de disregulatie van het immuunsysteem, waardoor de tolerantie ook minder goed is.
- Auto-reactieve T en B cellen

Question 10

Wat zijn auto-immuun complicaties bij CVID?

Answer 10

• Autoimmuun hemolytische anemie
• Idiopathische trombocytopenische purpura –> immuun-trombopenie
• Systemische lupus erythematosus
• Artritis
• Hepatitis
• Vasculitis

Question 11

Welke long afwijking is het meest voorkomend bij CVID?

Answer 11

Meest voorkomend : GLILD
Granulomatous-lymphocytic interstitial lung disease
- Lymphocytair interstitiële pneumonie (LIP)
- Folliculaire bronchiolitis
- Lymphoide hyperplasie

Question 12

Wat zijn de behandelopties voor CVID?

Answer 12

• Antibiotica on demand
• Antibiotica profylaxe
  o Co-trimoxazol
  o Azitromycine
• Immuunglobuline suppletion:
  o Subcutaan
  o Intraveneus

Question 13

Wat zijn de criteria voor een CVID?

Answer 13

• Infecties
• Auto-immuniteit en granulomen worden nu ook meegenomen
• Unexplained polyclonale lymfproliferatie
• Positieve familieanamnese

Question 14

Waardoor krijgen mensen last van problemen bij CVID?

Answer 14

De problematiek bij deze mensen zit hem niet alleen in de infecties. De overleving wordt met name bepaald door de complicaties die erbij komen kijken (granuloomvorming en auto-immuniteit). Met name granuloomvorming geeft een grote kans op mortaliteit.

Question 15

Wat is nodig voor opsonisatie?

Answer 15

Complement en Ig

Question 16

Wat is CH50 en AP50?

Answer 16

CH50: klassieke route, AP50: alternatieve route. Dit testen tegenover een controle-groep.

Question 17

Hoe werkt de productie van zuurstofradicalen?

Answer 17

Question 18

Hoe kun je bepalen of er sprake is van CGD?

Answer 18

Bepaling oxidatieve burst (capaciteit zuurstofradicaal productie)
Flowcytometrie m.b.v. dihydrorhodamine (DHR),123 fluorogeen substraat
Meet capaciteit granulocyten om superoxide (O2-) te produceren. O2- productie resulteert in omzetting van DHR 123 tot R 123
normaal: 90-100% van de PMA gestimuleerde granulocyten zijn R 123 positief, terwijl niet-gestimuleerde granulocyten negatief zijn.
Bij CGD hebben ze een afwijking in NADPH-oxidase complex.

Question 19

Wat zijn katalase-positieve micro-organismen?

Answer 19

infecties vooral met katalase-positieve micro-organismen*:
- Staphylococcus aureus
- Burkholderia cepacia
- Serratia marcescens
- Nocardia soorten
- Aspergillus soorten
* katalase breekt H2O2 af –> escape route

Question 20

Wat is de overleving van CGD?

Answer 20

X-gebonden doet het slechter dan autosomaal recessief in overleving.

Question 21

Waaraan gaan de mensen met CGD vooral dood?

Answer 21

Pneumonie, sepsis en hersenabcessen daaraan gaan ze vooral dood.

Question 22

Wat is de behandeling van CGD?

Answer 22

CGD (chronische granulomateuze ziekte) behandeling
- Profylaxe met een lage onderhoudsdosering intracellulair werkende antibiotica (vaak co-trimoxazol en antimycotica (vaak itraconazol).
- Acute infecties worden bestreden met een infuus van dezelfde middelen, eventueel met drainage van abcessen.
- Hematopoietische stamcel transplantatie dient in een vroeg stadium overwogen te worden, maar vooral bij de beschikbaarheid van een HLA-identieke donor
Toekomstige ontwikkelingen:
* Gentherapie voor X-gebonden vorm.

Question 23

Wat zijn de functies van granulocyten?

Answer 23

Functies van granulocyten: chemotaxis, fagocytose, killing

Question 24

Wat zijn gumprechtse schollen?

Answer 24

Gumprechtse schollen: cellen die snel delen en daardoor kapot gaan.

Question 25

Wanneer is leukemie waarschijnlijker dan een lymfoom?

Answer 25

Omdat er veel lymfocyten in de circulatie zitten is een leukemie waarschijnlijker dan een lymfoom.

Question 26

Wat zijn kenmerken van lymfocyt onderzoek?

Answer 26

• CD5: T-cellen en subpopulatie B-cellen (o.a. CLL)
• 1 type lichte keten: vnl. monoklonale rijpe B-cellen
• 1 type antistofproductie: typisch voor CLL
• HLA-DR: op alle B-cellen

Question 27

Wat zijn de oorzaken van secundaire immuundeficiënties?

Answer 27

• Hematologische maligniteit
• Persisterende infecties: HIV, MCV
• Immuunsuppressiva

Question 28

Wat is de klinische heterogeniteit en prognose van CLL?

Answer 28

• vaak asymptomatisch; soms vermoeidheid, autoimmuun hemolytische anemie, splenomegaly, lymfadenopathie
• klinisch beloop vaak indolent, soms meer agressief
  o 30% indolent gedurende 10-20j; “niet dood door CLL”
  o deel laat complicaties zien binnen 2-5j
  o deel 5-10 j zonder problemen, dan terminaal binnen 1-2j
• prognostische factoren: klinische stadiëring (RAI en BINET), cytogenetica (trisomie 12, del 17p13, del 11q23 : slecht, del 13q14 : gunstig), somatische hypermutaties status van IGHV gen (ongemuteerd –> slecht, gemuteerd –> gunstig (wel of geen hypermutatie ondergaan))

Question 29

Waar kan je CD20 antistoftherapie voor inzetten?

Answer 29

• CLL, B-NHL
• autoimmuunziekten (bijv. SLE)