9.6 Seksualiteit en samenleven Flashcards

1
Q

Functies van seksualiteit

A
  • voortplanting
  • lustbeleving (voor het plezier)
  • onderhouden van je relatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vormen van seksualiteit

A
  • heteroseksualiteit (hetero=ongelijk) je voelt je aangetrokken tot personen van het andere geslacht
  • homoseksualiteit (homo=gelijk) je voelt je aangetrokken tot personen van hetzelfde geslacht
  • lesbisch: homoseksuele vrouwen of meisjes
    biseksualiteit (bi=beide) je voelt je aangetrokken tot zowel mannen als vrouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Homoseksualiteit veroorzaakt soms problemen, hoe komt dat?

A
  • veel mensen met een sterke geloofsovertuiging vinden homoseksualiteit verkeerd
  • jonge mensen worden meestal opgevoed met het beeld dat je later zult trouwen en kinderen krijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar kun je steun krijgen als je problemen hebt met je seksualiteit?

A
  • COC (Nederlandse vereniging tot integratie van homoseksualiteit)
    -Kindertelefoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is samenleven?

A

Samenleven is een langdurige nauwe relatie die mensen met elkaar hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Samenlevingsvormen:

A
  • gehuwd of ongehuwd samenwonen zonder kinderen
  • gezin (gehuwd of ongehuwd samenwonen met kinderen
    -eenoudergezin
  • grootfamilie: meerdere generaties die samenwonen
  • latrelatie: mensen die een paar vormen maar toch apart wonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

samenlevingscontract

A

een contract tussen twee mensen die samenwonen
- gaat onder andere over de verzorging van de kinderen
- wordt afgesloten bij een notaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

rolgedrag

A

het gedrag dat anderen van iemand verwachten bijvoorbeeld:
-de rol van mannen en vrouwen
-de populaire jongen of het stoere meisje
-de tofste docent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer ontstaat een rolconflict

A

wanneer verschillende rollen van iemand met elkaar in strijd zijn
(bijvoorbeeld je zit op school waar je moeder docent is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

emancipatie

A

Het doorbreken van bepaalde vormen van gedwongen rolgedrag.
Door emancipatie krijgen groepen mensen met een bepaalde rol dezelfde rechten als andere mensen.
Bijvoorbeeld dat homoseksuele mensen dezelfde rechten krijgen als heteroseksuele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

mensbeeld

A

je idee over hoe mensen zijn en hoe mensen zouden moeten zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vooroordeel

A

een mening over een groep mensen waarbij je vindt dat alle mensen van die groep hetzelfde zijn. Je vindt dat alle mensen in die groep dezelfde, vaak negatieve eigenschappen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

discriminatie

A

Het op een negatieve manier onderscheid maken tussen mensen en ze ongelijk behandelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ongewenste intimiteit

A

Als iemand je aanraakt terwijl je dat niet wilt van die persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verschillende vormen van ongewenste intimiteit

A
  • seksuele intimidatie (als iemand met een machtspositie dichter bij je komt dan je wil)
  • seksueel misbruik (als iemand je vanuit een machtspositie dwingt tot seksuele handelingen)
  • incest (seksueel misbruik door een bekende)
  • verkrachting (geslachtsgemeenschap tegen je wil)
  • aanranding: aanraken tegen je wil in
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
A