9.8 Voortplanting bij zaadplanten Flashcards

1
Q

Ongeslachtelijke voortplanting

A

Er zijn geen mannetjes en vrouwtjes nodig bij de voorplanting.
Dus er zijn zaad en eicellen nodig.. Een deel van de plant groeit uit tot een nieuwe plant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geslachtelijke voortplanting

A

voortplanting door het versmelten van twee soorten geslachtscellen; een eicel en een zaadcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voorbeeld ongeslachtelijke voortplanting

A
  • blad van een kaapsviooltje kan je in een pot met grond zetten en daar groeit een nieuw plantje uit.
  • je kunt een tak van een populier planten en daar groeit een boom uit.
    -aardappels die groeien onder de worstelstokken
    -chrysanten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar wordt veel gebruik gemaakt van ongeslachtelijke voortplanting?

A

Bij akkerbouw. (aardappels)
Sierteelt (chrysanten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

meeldraad bestaat uit

A

helmknop en helmdraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stamper bestaat uit

A

stempel, stijl en vruchtbeginsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zijn meeldraden mannelijk of vrouwelijk voortplantingsorganen

A

mannelijke voortplantingsorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit bestaat een helmknop

A

Een helmknop bestaat uit helmhokjes, hierin ontstaan stuifmeelkorrels. Stuifmeelkorrel is een mannelijk geslachtscel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is de stamper mannelijk of vrouwelijk

A

vrouwelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stamper bestaat uit

A

vruchtbeginsel, een stijl en een stempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zit er in het vruchtbeginsel

A

een of meer zaadbeginsels. In ieder zaadbeginsel ontstaat 1 eicel, dit is een vrouwelijk geslachtscel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer heb je bij een plant bevruchting?

A

In elke stuifmeelkorrel en elke eicel zit een kern. Als de kern van een stuifmeelkorrel versmelt met de kern van een eicel heet dat bevruchting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 typen bloemen

A
  • tweeslachtig
  • eenslachtig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn tweeslachtige bloemen

A

bloemen die zowel stampers als meeldraden hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn eenslachtige bloemen

A

bloemen die alleen meeldraden of alleen stampers hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bestuiving

A

het overbrengen van stuifmeel op de stempel van een bloem van het zelfde soort. Als het niet hetzelfde soort is, is het geen bestuiving.

17
Q

Je hebt 2 soorten bestuivingen

A
  • insectenbestuiving
  • windbestuiving
18
Q

Hoe vindt insectenbestuiving plaats

A
  • insecten strijken met hun rug langs de meeldraden en de stempel
  • de stuifmeelkorrels blijven aan de rug van het insect plakken
  • bij een andere bloem strijkt het insect met zijn rug langs de meeldraden en stempel. De stuifmeelkorrels kunnen dan aan de stempel blijven plakken
19
Q

Hoe vindt windbestuiving plaats

A
  • de wind blaast het stuifmeel van de meeldraden weg
  • het stuifmeel kan bij toeval op de stempel van een bloem van dezelfde plantensoort terechtkomen
20
Q

Kenmerken van insectenbloemen

A
  • hebben grote, opvallende gekleurde kroonbladeren
  • verspreiden een lokkende geur voor insecten
  • produceren vaak nectar (een zoet sap dat door bijen wordt verzameld om er honing van te maken)
  • de stuifmeelkorrels zijn ruw en kleverig
  • naar verhouding hebben insectenbloemen weinig stuifmeelkorrels
21
Q

Kenmerken van windbloemen

A
  • ze zijn vaak klein en onopvallend met groene kroonbladeren
  • de stuifmeelkorrels zijn licht en glad
  • de helmknoppen hangen vaak buiten de bloem
  • de stempels zijn groot en veervormig en hangen vaak buiten de bloem
  • ze hebben naar verhouding veel stuifmeelkorrels
22
Q

Welke manieren van zaadverspreiding

A
  • door de wind (ze hebben vaak hulpmiddelen om langs te blijven zweven bijvoorbeeld pluisjes)
  • door dieren (vruchten hebben vaak sappig vruchtvlees dat door dieren gegeten wordt en de zaden worden elders uitgepoept. Ook bessen of vruchten hechten zich met kleine haakjes aan de vacht van een dier)
23
Q

Waarom is zaadverspreiding nodig

A

verspreiding van zaden is nodig om zo veel mogelijk zaden te laten uitkomen.