1C1 Flashcards

(171 cards)

1
Q

‘Functie’ van kauwen

A
  • Kleinere brokken
  • Groter oppervlakte
  • Mengen met speeksel en enzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

4 kauwspieren

A

masseter, temporalis, pterygoideus med., pterygoideus lat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Door welke hersenzenuw worden de kaakspieren geïnnerveerd?

A

n. V (trigeminus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de extrinsieke tongspieren?

A

palatoglossus, hyoglossus, genioglossus, styloglossus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke hersenzenuw innerveert de smaak van het voorste deel van de tong?

A

N. facialis (VII)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke hersenzenuw innerveert het gevoel van het voorste deel van de tong?

A

N linguinalis (V3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke hersenzenuw innerveert de smaak en het gevoel van het achterste deel van de tong?

A

N. glossopharyngeus (IX)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke hersenzenuw innerveert de motoriek van het grootste deel v/d tong?

A

N. hypoglossus (XII)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke ducti komen uit in papil van Vater?

A

Ductus choledochus en ductus pancreaticus (ductus van Wirsung)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke structuren/organen liggen intraperitoneaal?

A
  • Maag (secundair)
  • Milt
  • Lever
  • Jejunum
  • Ileum
  • Caecum + appendix
  • Colon transversum
  • Colon sigmoideum
  • Cauda pancreas
  • V. mesenterica inferior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke structuren/organen liggen retroperitoneaal?

A
  • Nieren (primair)
  • Pancreas (grotendeels; kop)
  • Duodenum (secundair)
  • Colon ascendens (secundair)
  • Colon descendes (secundair)
  • Rectum (subperitoneaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Takken truncus coeliacus

A
  • A. gastrica sinistra
  • A. hepatica communis
  • A. lienalis/splenica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Begrenzingen bursa omentalis

A
  • Ventraal (voorkant): omentum minus + gaster (/lig. gastro-colica)
  • Dorsaal (achterkant): pancreas
  • Craniaal (bovenkant): lever
  • Caudaal (onderkant): colon transversum
  • Lateraal (links): milt
  • Mediaal (rechts): foramen epiploicum (opening)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaat het omentum minus?

A

Lig. hepatogastricum en lig. hepatoduodenale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit welke lagen bestaat de tractus digestivus?

A

Van buiten naar binnen:
Mucosa, submucosa, muscularis (eerst circulaire, daarbuiten longitudinale laag), serosa/adventitia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Door welk epitheel wordt de mondholte bekleed?

A

Plaveiselepitheel
Niet verhoornd, behalve lippen en palatum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Type papillae op tong en hun functie

A
  • Smaak: fungiformis, circumvallata, foliata
  • Transport: filiformis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Letsel van de ventromediale hypothalamus leidt tot …

A

Hyperfagie (enorme eetlust)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Letsel van de laterale hypothalamus leidt tot …

A

Afagie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

2 centra van/in hypothalamus

A
  • Verzadigingscentrum: ventromediale hypothalamus, AgRP en NPY
  • Hongercentrum: laterale hypothalamus, POMC en CART
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke factoren beïnvloeden welke 1ste orde neuronen?

A
  • Orexigene factoren stimuleren AgRP/NPY
  • Anorexigene factoren stimuleren POMC/CART
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Orexi- en anorexigene factoren

A

Orexigene: honger: stimuleren om te eten; ghreline
Anorexigene: verzadigd: onderdrukken hongergevoel; insuline, leptine, CCK, rek van maag-darmkanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Formule BMI

A

Gewicht in kilo / lengte in meter in het kwadraat
Bijv.:
130 kg en 1,85 m – > BMI 38

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke zenuw verzorgt de motoriek van de tong?

A

N. hypoglossus (XII)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke speekselklier wordt door welke zenuw geïnnerveerd?
- Gl. parotis: n. glossopharyngeus - Gl. submandibularis: n. facialis - Gl. sublingualis: n. facialis (deze zenuwen zorgen voor parasympathische activatie)
26
Welke zenuw verzorgt het gevoel van het voorste deel (2/3) van de tong?
N. lingualis
27
Welke zenuw verzorgt de smaak van het voorste deel (2/3) van de tong?
N. facialis (via chorda tympani)
28
Welke zenuw verzorgt de smaak en het gevoel van het achterste deel (1/3) van de tong?
N. glossopharyngeus
29
Wat zijn de extrinsieke tongspieren (4)?
M. palatoglossus, m. hyoglossus, m. genioglossus, m. styloglossus
30
Welke palatumspier ligt meer mediaal?
M. veli levator palatini
31
Welke 2 ruimtes verbindt de buis van Eustachius / tuba auditiva?
Nasopharynx en middenoor
32
Waar liggen de plexus van Meissner en van Auerbach?
- plexus van Meissner: overgang van submucosa naar muscularis - plexus van Auerbach: tussen circulaire en longitudinale laag van muscularis.
33
Waar in de tractus digestivus zijn villi?
Duodenum, jejunum en ileum Functie: oppervlaktevergroting (voor opname van voedingsstoffen)
34
Typen cellen in de maag en hun functie/product
Van boven naar beneden: - Slijmnap cellen - Pariëtale cellen: maken zoutzuur - Hoofdcellen: maken pepsinogeen en lipase - Endocriene cellen
35
Met welk type epitheel is de anus bekleed?
Plaveiselepitheel
36
Wat is melena?
Zwarte ontlasting
37
Wat is een adenocarcinoom?
38
Welk deel v/d dunne darm komt eerst: ileum of jejunum?
... - duodenum - jejunum - ileum - colon - ... Dus eerst jejunum, dan ileum
39
Wat zijn de functies van de pancreas?
- Vertering (exocrien) - Bloedsuikerregulatie (endocrien)
40
2 celtypen in duodenum en hun functie
41
In welke fasen kun je het slikproces opdelen?
- Orale fase: vrijwillig - Faryngeale fase: onvrijwillig - Oesofagiale fase: onvrijwillig
42
Typen innervatie van glad spierweefsel
43
Wat zijn de 2 kenmerken van achalasie?
- Geen peristaltiek - Geen LES relaxatie
44
3 manieren van behandeling achalasie
- Pharmacologisch (calciumblokkers, nitraten, botox) - Pneumatische dilatatie (ballon opblazen ter hoogte van onderste sfincter) - (Chirugische) myotomie (sfincter doorsnijden)
45
Wat zijn oorzaken van dysfagie/passageklachten?
46
Wat is een Barrett slokdarm?
Metaplasie; verandering van plaveiselepitheel naar cilindrisch epitheel????
47
Definitie van een ulcus
Een defect in het epitheel: - met diameter ≥ 0,5 cm - doordringen tot in de submucosa
48
Oorzaken van een maagzweer
- Gebruik van NSAID's (nu meest voorkomende oorzaak) - Infectie met h. pylori Minder vaak voorkomend: maagkanker, andere infectie (CMV), ischemie e.a.
49
Behandelmogelijkheden bloedend ulcus
- Injectie therapie: adrenaline - Thermische therapie: goldprobe, argon plasma coagulatie - Mechanische therapie: clip Behandelen met 2 modaliteiten: adrenaline en thermische of mechanische om rebleed te voorkomen
50
Eradicatie h. pylori
Triple therapie met 2 antibiotica
51
Wat simuleert de pariëtale cel (tot secretie HCl)?
Histamine
52
Door welke cel wordt histamine afgegeven?
EC cel (enterochromaffine cel)
53
Waardoor wordt de EC cel gestimuleerd?
- N. vagus - Gastrine
54
Fasen van maagzuursecretie
Cefale, gastrische en intestinale fase
55
Hoe wordt de maagwand beschermd tegen zoutzuur en pepsine?
- Mucuslaag - Uitscheiding van bicarbonaat door de muceuze cel Gereguleerd door prostaglandine E2 (PGE2)
56
Meest voorkomende symptomen CRC
- Veranderd ontlastingspatroon - Bloedverlies - Buikpijn
57
Wat zijn de 2 redenen om te starten met dikke darmkankerscreening?
-
58
Wat zijn de normaalwaardes voor hemoglobine?
Man: 8,6-10,5 mmol/L Vrouw: 7,5-9,5 mmol/L Zwanger: >6,5 mmol/L
59
Normale MCV
80-100 fL
60
Voorkeur medicatie behandeling fistels
Anti-TNF: infliximab, adalimumab
61
Wat moet je uitsluiten voordat je start met anti-TNF?
Tuberculose, hiv, hepatitis B/C
62
Oorzaken microcytaire anemie
IJzergebrek, hemoglobinopathie (thalassemie), anemie van de chronische ziekte
63
Oorzaken normocytaire anemie
Acute bloeding, nierziekte, anemie van de chronische ziekte, infiltratie beenmerg door maligniteit, MDS, hemolyse zonder reticulocytose, sikkelcelanemie, aplastische anemie
64
Oorzaken macrocytaire anemie
Vitamine B12 deficiëntie, foliumzuur deficiëntie, alcohol, hypothyeroïdie, MDS, hemolyse met reticulocytose (& chemotherapie)
65
Verschillen tussen PBC en PSC
PBC: --> Vooral bij vrouwen (90%) --> Kleine galwegen --> Intrahepatische galwegen --> Behandeling met UDCA effectief bewezen PSC: --> Vooral bij mannen --> Jongere leeftijd (gem. 39) --> Middelmatige en grote galwegen --> Intra- en extrahepatische galwegen --> Patiënten hebben vaak IBD (m.n. colitis ulcerosa) Allebei auto-immuun.
66
Waar is het verzadigingscentrum gelokaliseerd?
In de ventromediale hypothalamus (Verzadigingscentrum in Ventromediale hypothalamus)
67
Waar is het hongercentrum gelokaliseerd?
In de laterale hypothalamus
68
Hersenzenuwen en hun nummers (belangrijke voor dit blok)
N. ... facialis VII glossopharyngeus IX vagus X
69
Wat zijn de 2 kenmerken van (klassieke) achalasie?
- Geen peristaltiek (aperistalsis) - Geen LES (onderste slokdarmsfincter) relaxatie
70
Welke speekselklieren zijn sereus, mucineus of sero-mucineus?
Glandula ... parotis: sereus submandibularis: sero-mucineus sublingualis: sero-mucineus
71
Syndroom van Sjögren
Chronische ontsteking (speeksel)klieren (--> verminderde speekselproductie), problemen met slikken, auto-immuun
72
Door welk type cel wordt histamine geproduceerd?
Enterochromaffine cel
73
Welke arterie verzorgt bloedvoorziening van curvata minor van de maag en welke de curvata major?
- Curvata minor: a. gastrica sinistra en dextra - Curvata major: a. gastro-omentalis dextra?
74
Wat betekent postprandiaal?
Na de maaltijd
75
Welke anale spier wordt onvrijwillig ontspannen?
M. sphincter analis interior
76
Wat is hemochromatose?
IJzerstapeling, kan leiden tot leverschade Afwijkende ferritinegehalte en transferrineverzadiging zijn indicatief voor erfelijke hemochromatose.
77
Welk hormoon stimuleert de afgifte
78
Behandeling van PBC
UDCA (ursodeoxycholzuur)
79
Definitie diarree
≥ 3x ongevormde ontlasting per dag of meer dan > 200 g/dag ontlasting
80
Wanneer verhoogd risico op dehydratie en wanneer dehydratie
81
Cholecystolithiasis vs. choledocholithiasis
Cholecystolithiasis: galstenen in galblaas Choledocholithiasis: galstenen in galwegen
82
Welke structuren lopen door het ligamentum hepatoduodenale?
- A. hepatica propria - Ductus choledochus - V. portae
83
Wat zijn de 3 takken van de n. trigeminus?
Van boven naar beneden: - n. ophthalmicus - n. maxillaris - n. mandibularis
84
Welke leverkwab zit boven: lob. caudatus of lob. quadratus?
Lob. caudatus (lob. quadratus zit naast galblaas)
85
Normale diameter galweg
< 7 mm?
86
Intra- vs. extrahepatische cholestase
Intrahepatisch: Extra-hepatisch: obstructie
87
Double duct sign
Dilatatie van ductus choledochus én van ductus pancreaticus (door obstructie) (red flag: altijd denken aan kanker)
88
Wanneer is (neonatale) icterus pathologisch?
- Ontstaat binnen 24u - Bilirubine>200 micromol/L na 24u bij voldragen baby - Stijging met >100 micromol/L per 24u
89
Behandeling van (acute) pouchitis
Antibiotica (metronidazol of ciproxin/ciprofloxacine)
90
Endocriene vs. exocriene deel maag
- Exocrien: corpus (en fundus?) --> Hoofdcel: pepsinogeen, maaglipase --> Pariëtale cel: HCl, IF - Endocrien: antrum --> D-cel: somatostatine --> G-cel: gastrine
91
Waardoor wordt de enterochromaffiene cel?
- N. vagus / vagale stimulatie - Gastrine
92
Ongeconjugeerd vs. geconjugeerd bilirubine
Ongeconjugeerd: vetoplosbaar, toxisch voor hersenen Geconjugeerd: wateroplosbaar (wordt uitgescheiden)
93
Oorzaken van te hoog ongeconjugeerd bilirubine (--> icterus)
- Te hoog aanbod erytrocyten - Erytrocyten gaan te snel kapot - Gestoorde conjugatie
94
Wat is een enterocyt?
Darmcel
95
Wat knipt α-amylase?
α-1,4 Behalve naast α-1,6 of eindstandig α-1,4
96
Waaruit bestaat sucrose?
Glucose & fructose (sucrose = saccharose)
97
3 peptidases/proteases
- Endopeptidases - Carboxypeptidases - Aminopeptidases
98
Wat doet enterokinase?
Zet trypsinogeen om in trypsine
99
Acinaire vs. ductulaire secretie pancreas
- Acini: spijsverteringsenzymen - Ductuli: bicarbonaat
100
Exocrien vs. endocrien pancreas
Endocrien: bloedsuikerregulatie Exocrien: acini en ductuli (spijsverteringsenzymen en bicarbonaat)
101
Exocrien vs. endocrien maag
Endocrien: antrum (gastrine en somatostatine) Exocrien: corpus (HCl, IF, enzymen maaglipase en pepsinogeen)
102
Waardoor wordt de ductulaire pancreassecretie gestimuleerd en geremd?
Stimulatie: secretine en guanyline Remming: somatostatine
103
Verschillen tussen ileum en jejunum
Jejunum: - Roze - Weinig arcades - Lange vasa recta - Grotere diameter - Meer plicae/plooien Ileum: - Grijzig - Veel arcades - Korte vasa recta - Dik mesenterium (bevat meer vet) - Lymfeknopen (Peyer's patches)
104
Pyramide medicamenteuze behandeling IBD
* operatie * biologicals * AZA/azathiopurine of 6-MP/mercaptopurine of MTX/methotrexaat * prednison of budesonide * 5-ASA/mesalazine of sulfasalazine
105
Welk onderzoek gebruik je om fisteling in beeld te brengen?
MRI
106
Welke vorm bilirubine is gevaarlijk/toxisch voor hersenen?
Ongeconjugeerd, want vet-oplosbaar (kan bloed-hersenbarrière passeren)
107
Door welke zenuw wordt de m. buccinator geïnnerveerd?
N. facialis (n. VII)
108
Oorzaak van sikkelcelziekte
Mutatie in het gen dat codeert voor de bètaketen van hemoglobine
109
Welk hormoon stimuleert en welk hormoon remt de eetlust?
Stimulatie: ghreline Remming: leptine, insuline
110
Oorzaken van vetzucht
- Afwijking in de hypothalamus - Erfelijke afwijking in het Ob gen - Lifestyle keuze - Ontwikkelsstoornis/hyperplasie
111
Ligt de oesophagus ventraal of dorsaal van de trachea?
Dorsaal (oesophagus ligt achter de trachea)
112
In welk deel van de tractus digestivus zijn Peyer's patches?
Alleen in ileum
113
Complicaties van h. pylori infectie
Van meest naar minst voorkomend: - Atrofische gastritis - Ulcus duodeni of ventriculi - Maagkanker - Maaglymfoom
114
Functies van CCK
- Remt de maagzuursecretie - Stimuleert acinaire secretie pancreas - Zorgt voor contractie galblaas - Zorgt voor relaxatie sfincter van Oddi
115
Hoe wordt in de pancreas voorkomen dat autodigestie optreedt? (3 dingen)
- Afgifte als inactieve pro-enzymen - Intracellulaire opslag in zymogenen/membraanblaasjes - Aanwezigheid van trypsine inhibitor
116
Welke verteringsenzymen worden door de pancreas uitgescheiden?
- Amylase (glycogeen, zetmeel) - Lipase (vetten) - Trypsine (eiwitten)
117
Waartussen loopt het omentum majus?
Maag en colon transversum
118
Wanneer is er sprake van chronische ondervoeding?
Lengte naar leeftijd < -2 SD
119
Waar zit vitamine B12 in?
Vlees, eieren, zuivelproducten
120
Waar zit foliumzuur in?
Bladgroenten, orgaanvlees, bonen, noten
121
Welke structuren lopen door het lig. hepatoduodenale?
V. portae, ductus choledochus, a. hepatica propria
122
Wat is de meest voorkomende mutatie die CF veroorzaakt?
ΔF508
123
Bij welke speekselklieren horen de caruncula sublingualis?
Gl. submandibularis (uiteinde van de ductus submandibularis)
124
Bij welke speekselklieren horen de ducti sublingualis minores?
Gl. sublingualis
125
Welke papil op de tong heeft (als enige) geen smaakpapillen?
Filiforme papil
126
Uit welke lagen bestaat de mucosa?
- Epitheel - Lamina propria - Muscularis mucosae
127
Wat doet leptine?
Het remt afgifte van NPY en stimuleert expressie van CART
128
ERCP
Geen diagnosticum, alleen gebruikt bij behandeling (bijv. galstenen verwijderen of stents plaatsen)
129
Multiunit vs. unitary innervatie glad spierweefsel
Multiunit: Weinig intracellulaire koppeling, fijne spiercontrole (iris, piloerector spier) Unitary: Veel intracellulaire koppeling (gap junctions), gecoördineerde contractie (darmkanaal)
130
2 typen maagzuurremmers
- Histamine receptor antagonist (ranitidine) - PPI (omeprazol): pro-drug, wordt bij lage pH actief
131
Hoe zorgt NSAID-gebruik voor ulcera?
NSAID's remmen productie van mucines Geprotoneerd in zuur milieu, ongeladen, kan cel in. In cel: proton komt vrij (want pH ong. 7), NSAID kan niet meer terug. NSAID’s remmen COX-1, dat PGE2 maakt. Dus synthese van PGE2 geblokkeerd. Beschermende laag wordt dunner: maakt maagwand gevoelig voor effect van zuur ( maagzweren).
132
Regulatie van acinaire en ductulaire secretie pancreas
- Acinaire secretie: ACh & CCK - Ductulaire secretie (met CFTR): secretine en guanyline
133
2 celtypen in duodenum
I-cel: CCK S-cel: secretine
134
Conjugatie van bilirubine
Een of twee (BMG) glucuronzuur groepen worden in de levercellen (hepatocyten) aan bilirubine gekoppeld. Dit proces noemen we glucuronering en gaat via het leverenzym uridine-difosfo-glucuronyltransferase (UGT1A1). Deze glucuronering kan alleen in de hepatocyten plaatsvinden.
135
Wat is de belangrijkste complicatie van ERCP en hoe verklein je de kans daarop?
Post-ERCP pancreatitis Kans halveren door vooraf NSAID te geven
136
Diagnose acute pancreatitis
Serum lipase en amylase > 3 ULN Klinische kenmerken
137
Hoe ontstaat ascites bij levercirrose?
Portale hypertensie met dilatatie van mesenteriaal vaatbed & (perifere) arteriën --> activatie van RAAS om vaatbed te vullen: vasthouden van zout en water --> overloop van vocht in buik.
138
Hoe ontstaat portale hypertensie?
Portale hypertensie als druk > 12 mmHg Vooral door levercirrose: verhoogde weerstand --> stijging druk
139
Wat is HCC?
Hepatocellulair carcinoom Bijna altijd bij mensen met cirrose of chronische hepatitis
140
Hoe worden galzouten gemaakt?
Vanuit cholesterol
141
Conjugatie en deconjugatie van galzouten
Conjugatie --> ↑ polariteit --> ↑ emulgerende werking Deconjugatie --> minder hydrofiel --> makkelijker over plasmamembraan opgenomen
142
Terugresorptie van galzouten
- Ileum: --> IBAT --> Na+-afhankelijk --> geconjugeerd --> overgrote deel - Jejunum en colon: --> diffusie --> ongeconjugeerd
143
Welke cellen produceren intrisic factor (IF)?
Pariëtale cellen
144
2 type transporters van monosachariden
SGLT-1: --> glucose en galactose --> secundair actief --> tegen concentratiegradiënt in --> m.b.v. natriumgradiënt GLUT-5 --> fructose --> passief
145
Peptidases/proteases
Aminopeptidases: --> vanaf N-terminus --> dunne darm Endopeptidases (o.a. trypsine, pepsine) --> middenin --> maag en pancreas Carboxypeptidases: --> vanaf C-terminus --> pancreas
146
Waaruit zijn zetmeel, glycogeen, sucrose en lactose opgebouwd?
- Zetmeel en glycogeen: D-glucose - Sucrose: glucose + fructose - Lactose: glucose + galactose
147
Colitis ulcerose vs. M. Crohn
Colitis ulcerosa - Colon - Continu - Oppervlakkig - Rectum altijd aangedaam (CU ontwikkelt van distaal naar proximaal) Crohn: - Van mond tot kont - Skip lesions (discontinu) - Transmuraal - Fisteling - Perianaal abces - Vaak extra-intestinale manifestaties (aften, artritis etc.) - Granulomateuze ontsteking
148
Onderscheid osmotische en secretoire diarree
Osmotische diarree: fecale osmotische gap > 100 mosmol/kg Secretoire diarree: fecale osmotische gap ≤ 50 mosmol/kg
149
Crypt en villus & secretie en absorptie
Crypt: secretie (zout en water naar buiten) --> CFTR (Cl- eruit) Villus: absorptie (zout en water naar binnen) --> NHE3 (H+ eruit, Na+ erin) --> DRA (bic eruit, Cl- erin)
150
Congenitale chloridorroe (CLD)
Afwezig DRA
151
Apicale transporters villi en crypten
Crypt (secretie): - CFTR: Cl- naar buiten Villus (absorptie): - NHE3: Na+ naar binnen, H+ naar buiten - DRA: HCO3- naar buiten, Cl- naar binnen
152
Transporters opname monosachariden
Apicaal: - GLUT-5: fructose - SGLT1: glucose, galactose (Na+-gekoppeld) Basolateraal: - GLUT-2: fructose, glucose, galactose
153
Basolaterale afgifte van verteringsproducten van vetten door de enterocyt
LCT: afgifte chylomicronen naar de lymfe (luminaal passief) MCT: afgifte van glycerol en FFA aan het bloed
154
Waarvan is de opname en afgifte van zuurstof afhankelijk?
- Zuurstofspanning - pH - Temperatuur - 2,3-DPG Lage pH, hoge temperatuur en veel 2,3: zuurstof laat makkelijker los (rechtsverschuiving zuurstofverzadigingscurve).
155
Methotrexaat
- Immunosuppressivum - Alleen bij M. Crohn - Teratogeen
156
Infliximab
- Anti-TNF - Biological - Als prednison niet werkt als inductie - Bij fisteling - Vooraf testen op TBC/tuberculose - Het risico om melanoom te krijgen bij infliximab monotherapie is licht verhoogd t.o.v. mensen die het medicijn niet gebruiken. - Geeft (net als azathioprine) verhoogde kans op pancreatitis?
157
Wat geef je aan IBD-patiënt die niet goed reageert op prednison en infliximab (als inductie)?
Tacrolimus of ciclosporine
158
Ezelsbruggetje risicofactoren galstenen
5 F's: fat, fair, female, fertile, forty
159
Medische term voor galstenen
Cholelithiasis - Cholecystolithiasis: in galblaas - Choledocholithiasis: in galwegen
160
'Typen' pancreascarcinoom bij diagnose
- (primair) resectabel (10-20%) - LAPC (30%) - gemetastaseerd (50%) Behandeling resectabel en LAPC: chemotherapie. Bij LAPC en gemetastaseerde ong. verdubbeling mediane overleving met (palliatieve) chemotherapie
161
Welke loopt meer mediaal? M. levator veli palatini of m. tensor veli palatini?
M. levator veli palatini loopt mediaal van m. tensor veli palatini
162
Malabsorptie bij enterokinasedeficiëntie
Malabsorptie van vetten en eiwitten (trypsinogeen wordt niet omgezet in trypsine, wat normaal gesproken lipase activeert)
163
Meest voorkomende oorzaken voor ontstaan van acute en chronische pancreatitis
Acute: galstenen (en alcohol) Chronische: overmatig alcoholgebruik
164
Transport van aminozuren en oligopeptiden over de enterocyt
Aminozuren: - Apicaal: Na+-afhankelijk - Basolateraal: passief Oligopeptiden: - Apicaal: H+-afhankelijk (PepT1) - Basolateraal: passief
165
Zweet bij CF-patiënten
Normaal gesproken: zweet hypotoon t.o.v. bloed Bij CF: zweet isotoon t.o.v. bloed
166
Waar divertikel van Meckel
Ileum
167
Structuren in portaalveld (portale trias)
- Galweg - A. hepatica tak - V. portae tak
168
Direct en indirect bilirubine
Direct: geconjugeerd Indirect: ongeconjugeerd
169
Bloedgroepantagonisme
Antistoffen: AB: anti-A & anti-B A: anti-B B: anti-A O: geen Dus bijv. AB0-antagonisme bij: moeder met AB of moeder met A en kind met O
170
Pylorushypertorfie
- Niet-gallig braken - Vaker bij meisjes dan bij jongens - Hypochloremische alkalose
171
Wat is belangrijker bij diagnostiek van coeliakie: HLA-typering of anti-tissue transglutaminase?
Anti-tissue transglutaminase