1C3 Flashcards

(88 cards)

1
Q

Kernreceptoren en membraangebonden receptoren

A

Kernreceptoren:
- Vetoplosbare hormonen: schildklierhormoon & steroïdhormoon (kunnen membraan passeren)
–> Uit schildklier en bijnierschors

Membraangebonden receptoren:
- Wateroplosbare hormonen: glucagon & prolactine (kunnen membraan niet zomaar passeren)
- G-eiwit
–> Uit hypofyse en hypothalamus

–>: meeste/grofweg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Acromegalie

A

Te veel productie GH en IGF-1, door groeihormoon producerende tumor in hypofyse
Geeft bij kinderen reuzegroei (reus van Rotterdam), bij volwassenen groei aan uiteinden: handen, voeten, kaak etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ziekte van Cushing

A

Te veel cortisol door ACTH-producerende tumor in de hypofyse, gaat gepaard met reductie levensverwachting (als onbehandeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk type cel komt het meest voor in de hypofysevoorkwab?

A

Somatotroop, maakt groeihormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke hormonen worden in de hypofysevoorkwab afgegeven aan bloedbaan (en worden dus gemaakt door endocriene cellen in de hypofysevoorkwab)?

A

GH, prolactine. LH, FSH, TSH, ACTH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke hormonen worden in hypofyseachterkwab afgegeven aan bloedbaan (en worden dus gemaakt door zenuwcellen in de hypothalamus)?

A
  • Vasopressine/ADH
  • Oxytocine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zones in cortex van bijnier

A

Van buiten naar binnen:
- Zona glomerulosa: aldosteron
- Zona fasciculata: cortisol
- Zona reticularis: androgenen (DHEA en androstenedion)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke zones in CYP17 aanwezig?

A

Zona fasciculata en zona reticularis (binnenste twee)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de stresshormonen?

A

Cortisol, noradrenaline en adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar wordt CRH gemaakt?

A

Hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe zorgt cortisol voor verhoging v/d bloedsuikerspiegel?

A
  • Stimuleert gebruik van vetzuren als energiebron en verlaging gebruik van glucose
  • Stimuleert gluconeogenese
  • Verlaagt insulinegevoeligheid (wordt minder glucose opgenomen)
  • Stimuleert glycogenolyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Terugkoppelingsmechanismen aldosteron

A
  • Verlaagd plasma kalium concentratie remt aldosteronafgifte door bijnierschors (normaal: hoog K+-gehalte stimuleert)
  • Verhoogde BD remt renineafgifte (RAAS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Signaaltransductie

A
  • alfa-subunit-s (met GTP gebonden) activeert AC (adenylyl cyclase)
  • ATP wordt omgezet in cAMP
  • cAMP activeert PKA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Soorten G-eiwitten en hun functie/effect

A
  • Gs
  • Gq: verhoging [Ca2+]i
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is constitutief actief?

A

Activerende mutatie waarbij receptor ligand niet nodig heeft: signaaltransductie aangezet zonder aanwezigheid(/binding) van ligand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

McCune-Albright syndroom

A

Activerende mutatie in Gs/alfa s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is HRE (hormoon respons element)?

A

Deel van het DNA waar kernreceptor aan bindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hyperplasie vs. hypertrofie

A

Vergroting van een orgaan op basis van …
- toename v/h aantal cellen: hyperplasie
- celgrootte: hypertrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

4 oorzaken van hypercortisolisme

A

Endogeen:
- Hypofysetumor (die ACTH produceert): ziekte van Cushing
- Tumor in bijnier
-
Exogeen:
- Steroïde-inname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Werking van aldosteron in de nier

A

Water en zout vasthouden

Spironolacton: MRA; kaliumsparend diureticum, antihypertensivum, bij hyperaldosteronisme met hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Oorzaken van bijnierinsufficiëntie

A
  • Acuut:
    -> Waterhouse-Friderichsen syndroom
    -> Plots stoppen met langdurig corticosteroïdgebruik
  • Chronisch:
    ->
    ->
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Verschil tussen adenoom en carcinoom (bijnier)

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Weiss-score

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

3 diagnostische testen voor syndroom van Cushing

A
  • Cortisolexcretie in 24-uurs urine
  • 1 mg dexamethason suppressietest
  • Middernachts speeksel cortisolconcentratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Pseudo-Cushing syndroom
Hypercortisolisme veroorzaakt door toename CRH-productie 3 belangrijkste oorzaken: - Psychiatrische ziekten - Alcoholverslaving - Morbide obesitas
26
UFC en DST kunnen slecht pseudo-Cushing onderscheiden
Welke test kan pseudo-Cushing syndroom het beste onderscheiden (van ziekte van Cushing)? - Middernachts speeksel cortisol concentratie
27
Oorzaken van syndroom van Cushing
ACTH-afhankelijk: - Ziekte van Cushing (ACTH-producerende hypofysetumor) - Ectopische ACTH-productie (vaak in long) ACTH-onafhankelijk: - Bijnieradenoom - Bilaterale bijnierhyperplasie - Bijniercarcinoom (maken extra cortisol) Minst frequent veroorzaakt door een bron van ectopische ACTH secretie.
28
Metopiron
Goude standaard Als de.. omhoog gaat, betekent het dat schakels ervoor goed werken
29
Mechanisme achter hypertensie als gevolg van hypercortisolisme
Enzym 11β-HSD zet cortisol om in cortison. Bij (hele/te) hoge concentraties cortisol is de capacitieit van 11β-HSD niet toereikend --> cortisol kan aan MR (aldosteronreceptor) binden (~overstimulatie van MR)--> water- en Na+-opname uit voorurine --> hypertensie.
30
Enzym 11β-HSD
Zet actief cortisol om in inactief cortison; voorkomt dat cortisol (dat in veel hogere concentraties dan aldosteron in het lichaam circuleert) mineraalcorticoïd-/aldosteronreceptor stimuleert (in de nier)
31
Ziekte van Addison
Te weinig aldosteron en cortisol gemaakt door bijnier ? Laag cortisol, hoog ACTH
32
Verschillen tussen primaire en secundaire bijnierschorsinsufficiëntie
(Hypocortisolisme, dus laag cortisol) Primaire (hoog ACTH): - Auto-immuun, TBC, bloedingen, metastasen, AIDS etc. Secundaire (laag ACTH): - Hypofysepathologie - Hoofdtrauma - Geïsoleerde ACTH-deficiëntie - Onttrekken van corticosteroïden na langdurig gebruik --> RAAS is intact
33
Volgorde respons van lichaam op hypoglycemie/dalende bloedsuikerspiegel (insulinetolerantietest)
Catecholamines, glucagon, cortisol, groeihormoon (cgcg)
34
Bloedwaarden primair hyperaldosteronisme
Hoog plasma aldosteron Laag plasma renine Hypokaliëmie
35
Meest voorkomende oorzaken primair hyperaldosteronisme
Bilaterale bijnierhyperplasie, aldosteron producerend adenoom
36
Feochromocytoom
Tumor (meestal in bijniermerg) die catecholamines (meestal adrenaline) produceert Biochemische bepaling om diagnose aan te tonen: urine of plasma (nor)metanefrines.
37
Verschil adenoom, carcinoom, tumor
Adenoom: goedaardig/benigne Carcinoom: kwaadaardig/maligne Tumor kan goedaardig en kwaadaardig zijn Neoplasie : kanker
38
Schildklierhormoon bindende eiwitten
Albumine, TBG, TTR Reservoirfunctie
39
Ziekte van Graves vs. Hashimoto
Graves: activerende auto-antistoffen tegen TSHR Hashimoto: auto-antistoffen tegen TPO (en Tg)
40
Normaalwaardes TSH, TRH etc.
41
Primaire vs. secundaire hyper-/hypothyreoïdie
Primair: oorzaak ligt bij schildklier, secundaire: oorzaak ligt bij hypofyse (net zo bij hyper-/hypocortisolisme, maar dan bijnier bij primair)
42
Labwaarden bij primaire hypothyreoïdie en primaire hyperthyreoïdie
- Primaire hypothyreoïdie (HT): verhoogd TSH, verlaagd vrij T4 - Secundaire hypothyreoïdie: normaal TSH, verlaagd vrij T4 - Primaire hyperthyreoïdie (ZvG): verlaagd TSH, verhoogd vrij T4
43
Jodiumbehoefte
Dagelijks 150 microgram, tijdens zwangerschap 200-250 microgram
44
Wat bepaalt hoeveelheid T3 in (perifere) cel?
Metabolisme &
45
MCT8
46
Eerste test als je denkt aan schildklierziekte
TSH Afwijkend? --> vrij T4 meten
47
Embryonale origine van bijnieren, schildklier en bijschildklieren
- Bijnier: -> Schors/cortex: mesoderm -> Merg/medulla: neural crest (neurale lijst) - Schildklier: endoderm - Bijschildklieren: ectoderm
48
NIS
Symporter Transport Na+ en I- de folliculaire cel in
49
Schildkliercarcinomen (10-jaars overleving)
- Papillair (>95%): meest voorkomende, straling, Orphan Annie's eye nuclei (heldere kernen), psammoma bodies - Folliculair (>90%): jodiumdeficiënties, kapseldoorbraak en vasoinvasie - Medullair (65%) - Anaplastisch (overleving 0,5-1 jaar)
50
Mutaties bij schildklieradenomen en -carcinomen
- Folliculair carcinoom: RAS (ook adenoom) en PAX8/PPARG fusie - Papillair carcinoom: BRAF en RET/PTC translocatie - Anaplastich carcinoom: p53
51
Complicatie thyreoidectomie
- Beschadiging n. recurrens (1-10% tijdelijk, 1-2% permanent) --> heesheid - Bij bilaterale resectie (totale thyreoidectomie; links en rechts schildklier verwijderen): hypoparathyreoïdie (tot 25% tijdelijk, tot 10% permanent); kneuzing van bijschildklieren of beschadiging bloedvoorziening. Komt vaker voor.
52
Ziekte van Conn (primair hyperaldosteronisme)
Bijnierschorshyperplasie of -adenoom Overproductie van aldosteron Leidt tot hypertensie en hypokaliëmie Spironolacton bodies
53
Jodiumdeficiëntie
Schildklier maakt meer T3 dan T4
54
Stappen diagnostiek schildklieraandoeningen
- TSH - FT4 - TSH-R Ab - Scintigrafie
55
Zwangerschap en behandeling hypothyreoïdie
Levothyroxine met 25-50% ophogen (en daarna TSH en FT4 laten bepalen), want: - Verhoogd verbruik schildklierhormoon door baby en placenta (?) - Zwangerschapshormoon hCG kan binden aan TSHR en schildklier stimuleren --> verhoogd FT4 --> verlaagd TSH
56
RANK, RANKL, OPG, sclerostine
RANKL stimuleert osteocytactiviteit --> meer botresorptie --> minder bot Sclerostine: remt osteoblastactiviteit --> minder botvorming --> minder bot RANKL: gemaakt door osteoblasten, sclerostine: osteoclasten
57
Effect van PTH bij calcium- en fosfaathuishouding
Vooral ↑ Ca2+: - Vrijmaken Ca2+ uit bot - Terugresorptie Ca2+ in nieren - Absorptie Ca2+ en PO4- in darmen (via synthese vit D) Hypoparathyreoïdie kan leiden tot hypocalciëmie.
58
Hormonen gonaden
FSH: spermatogenese
59
Prolactinoom
60
Perifeer vs. axiaal skelet osteoporose
Eerder fracturen in botten van axiaal skelet (vertebrae bijv.) dan in perifere botten als gevolg van osteoporose: vertebrae bevatten veel meer sponsig bot. Turnoveractiviteit van sponsig bot (axiaal/vertebrae) is tot 8 keer hoger dan van corticaal bot (perifeer/lange botten).
61
62
Componenten bot
- Hydroxyapatiet -
63
Waardes osteoporose (WHO criteria)
DEXA-scan: Normaal: T > -1 SD Osteopenie: -2,5 < T < -1 SD Osteoporose: T < -2,5 SD Ernstige osteoporose: T < -2,5 SD & osteoporotisch fractuur
64
T- en Z-score bij DEXA-scan:
T-score: t.o.v. gem. waarde van jongvolwassenen Z-score: t.o.v. gem. waarde van mensen met zelfde leeftijd & geslacht Allebei in SD (Z van Zelfde leeftijd en geslacht, T van Tieners --> jongvolwassenen)
65
Botdichtheid (BMD) meten
DEXA-scan Hoge specificiteit, lage sensitiviteit Bij: -
66
Sclerostine
Remming botaanmaak (osteoblasten), gemaakt door osteocyten Mutatie in gen --> overmatige botgroei/-dichtheid (sclerosteose)
67
Medicamenteuze behandeling osteoporose
Remming botafbraak (antiresorptiva): - - - - Denosumab (antilichamen tegen RANKL) --> Stoppen zonder nabehandeling leidt tot verhoogd risico op wervelfracturen Stimulatie botaanmaak (anabolica): - - -
68
Typen nierstenen
Wheweliet (caclciumoxalaat), brushiet (calciumfosfaat), cystine: hard. Struviet (infectiesteen), urinezuur: zacht. Struviet: zachtste niersteen.
69
Veroudering: begrippen vergrijzing, dubbele vergrijzing, grijze druk, doelmatigheid, budget impact
70
Criteria frailty door Fried
- Gewichtsverlies - Uitputting - Verminderde lichamelijke activiteit - Verminderde loopsnelheid - Verminderde handknijpkracht Geen aandacht voor cognitie, sociale netwerk.
71
VMS
72
Assen van Comprehensive Geriatric Assessment (CGA)
- Somatiek - Psyche (incl. cognitie) - Functioneren - Sociaal (- Toekomst)
73
Meest voorkomende oorzaken primair hyperaldosteronisme
- Bilaterale bijnierhyperplasie (66%) - Aldosteron producerend adenoom (32%)
74
Osteomalacie
Onvoldoende mineralisatie van het bot (vooral calcium en fosfaat)
74
Cathepsine K
Geproduceerd door osteoclasen Breekt botmatrix af (resorptie)
75
Echondrale vs. intramembraneuze botvorming
Echondrale: vervanging van kraakbeen door osteoblasten, vorming van bijna alle botten Intramembraneuze: directe botvorming door osteoclasten, vorming van schedel en sleutelbeen botten
76
3 (relevante) oorzaken van geïsoleerde systolische HT
76
Diagnostiek bij schildkliernodus
TSH - Normaal? --> echo + FNA - Verlaagd? --> TSHR-Abs. TSHR-Abs negatief? --> jodiumscintigrafie.
76
Gedifferentieerd schildkliercarcinoom
Papillair en folliculair schildkliercarcinoom Rustig biologisch gedrag
77
Enzymen in zones bijnier
Zona .... - glomerulosa: CYP21, CYP11B2 - fasciculata: CYP17, CYP21 - reticularis: CYP17, cofactor cytochroom b5
78
Type receptoren van dit blok
ACTH, TSH, CRH, GnRH, LH, FSH, TRH: G-eiwit gekoppeld MR en GR (mineraal- en glucocorticoïdreceptor): kernreceptor
79
Behandeling hypothyreoïdie
Levothyroxine 1,6/1,7 microg/kg/dag , na 6 weken TSH bepalen en dosisaanpassing
80
Schildklierhormoon reguleert de thermogenese
In spier: verhoging van ionencycli (futile cycles) In bruin vet: aanmaak van UCP1/uncoupling
81
Top 3 farmaca bij bejaarden
- Cardiovasculaire middelen - Psychofarmaca - Analgetica (pijnstillers)
82
MUST (screening ondervoeding ouderen)
- BMI - Gewichtsbeloop - 'Hoe ziek' Max. 6 punten, vanaf 2 verhoogd risico
83
Schildklierhormoon resistentie
Mutatie in TRβ Verhoogd FT4, normaal TSH
84
Behandeling gedifferentieerd schildkliercarcinoom
- Thyreoidectomie - Halsklierdissectie (lymfeklieren; op indicatie/evt.) - Radioactief jodium - TSH-suppressie (levothyroxine)
85
Risico's bij bijnieroperaties
Hypercortisolisme: Risico op Addinsonse crisis: Als patiënt hypercortisolisme heeft peri-operatief glucocorticosteroïden (hydrocortison) suppleren, anders risico op Addinsonse crisis: patiënt met hypercortisolisme cortisolfabriek afnemen --> cortisol keldert --> patiënt niet meer in staat om stress op te vangen. Feochromocytoom: Risico op hypertensieve crisis: Voor adrenalectomie alfablokkers: adrenaline komt vrij --> schommelingen/stijging BD.