1C1 week 1 HC 4 & 5 Microscopie van mond tot anus Flashcards

(32 cards)

1
Q

Waar kunnen afwijkingen in de darmen zitten?

A

In het slijmvlies of in de motiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke processen gebeuren er in verteringsstelsel?

A
  • Ingestie: voedsel in mond
  • Masticatie: kauwen
  • Motiliteit: spierbewegingen tractus
  • Secretie: mucus, enzymen, hormonen
  • Chemische vertering
  • Absorptie: in bloed en lymfe
  • Eliminatie: onverteerbare onderdelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de algemene structuur van het verteringsstelsel?

A
  1. Mucosa
  2. Submucosa (met Meisner plexus)
  3. Muscularis propia (met Auerbach plexus)
  4. Adventitia (boven middenrif) / serosa (onder middenrif)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn functies van de tractus digestivus?

A

Onderhoud, groei, energie en bescherming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke cellen bestaan de mondholte, tong en oesophagus?

A

Meerlagig plaveiselepitheel

- alleen lippen en palatum durum gekeratiniseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zit er in de submucosa van de mondholte?

A

Speekselklieren, lymfoid weefsel, perifere zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten papillae bevat de tong en wat zijn hun kenmerken?

A
  • Fungiformis: uitstekend, lijkt op paddestoel
  • Filliformis: puntig, voor transport ipv smaak
  • Circum vallalta: groot, niet uitstekend, achterin tong
  • Foliata: dubbel, rond, zijkant tong
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke soorten weefsels bevat de tong?

A
  • Plaveiselepitheel met papillae
  • Lamina propia met zenuwen en klieren
  • Spierweefsel
  • Vet-bindweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaan tanden van buiten naar binnen en door welke cellen worden deze onderdelen gemaakt?

A
  • Glazuur door ameloblasten
  • Dentine door odontoblasten
  • Cementum door cementoblasten
  • Pulpa: dentale papil
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk soort klierweefsel bevatten de verschillende speekselklieren?

A
  • Parotis: volledig sereus
  • Submandibularis: vooral sereus, beetje mucineus
  • Sublingualis: veel mucineus, beetje sereus
  • Kleine speekselklieren: volledig mucineus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaan speekselklieren?

A
  • Lobulus met tubulo-acinaire klieren

- Bindweefsel met ducten, bloedvaten, zenuwen en vetcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn kenmerken van sereuze en mucineuze klieren?

A
  • Sereus: acinair, enzym productie (amylase)

- Mucineus: tubulair, PAS kleuring glucose, slijm productie, lysosymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaat de oesophagus?

A
  • Plaveiselepitheel
  • Submucosa met dun spierlaagje
  • Muscularis: longitudinaal en circumfrantiel
  • Adventitia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke maligne afwijkingen kunnen in de slokdarm ontstaan?

A
  • Adenocarcinoom door reflux

- Plaveiselcel carcinoom door overmatig drinken en roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontstaat een adenocarcinoom?

A
  1. Epitheelschade en ontsteking door reflux
  2. Aanmaak klierepitheel door metaplasie (Baretts oesophagus)
  3. Dysplasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke cellen zijn er in de maag te vinden van hoog naar laag en wat is hun functie?

A
  • Slijmnapcellen/foveolaire cellen: mucus productie oppervlakte
  • Parietale cellen: zuur productie en IF productie
  • Muceuze halscellen/slijmbeker cellen: mucus productie hals
  • Hoofdcellen: pepsinogeen en maaglipase productie
  • Apud cellen: hormoon productie
17
Q

Welk epitheel vindt je in de maag en darmen?

A

Simpel cilindrisch epitheel

18
Q

Welken cellen reguleren de zuur productie?

A

G en D cellen

19
Q

Waar in de maag worden mucus, zuur en pepsine geproduceerd?

A

Mucus: cardia en antrum

Zuur en pepsine: corpus

20
Q

Wat is het gevolg van langdurige maagzweren?

A

Gastrische atrofie: verlies glandula, minder zuur, minder intrinsieke factoren (leidt tot anemie)

21
Q

Wat vindt je in de dunne darm?

A
  • Plicae met villi met microvilli
  • Crypte met paneth cellen
  • Enterocyten voor opname
  • Slijmbekercellen
  • M-cellen (antigeen presentatie)
22
Q

Wat doen paneth cellen?

A

Produceren lyzosymen en prolifereren stamcellen

23
Q

Wat vindt je specifiek in het duodenum?

A

Brunner glands -> HCO3 productie

24
Q

Wat vindt je specifiek in het ileum?

A

Peyer’s patches (lymfe follikels)

25
Wat vindt je in het colon?
Alleen crypte, geen villi: - Veel slijmbekercellen - Enterocyten (absorptie) - Lamina propia voor steun
26
Welk epitheel bevat het rectum?
Plaveiselepitheel
27
Welke inflammatory bowel disease (IBD) zijn er en wat zijn de kenmerken?
- Morbus crohn: focaal deel darm, transmuraal | - Colitis ulcerosa: continu, distaal deel darm, oppervlakkig
28
Wat is de isthmus?
De overgang van slijmnap cellen naar parietale cellen
29
Waaruit bestaat de serosa?
Mesotheel
30
Welke cellen vindt je niet en welke extra in het maagantrum?
Niet: parietale cellen, hoofdcellen en muceuze halscellen Extra: G-cellen
31
Welke cellen zie je bij gastritis?
Granulocyten en plasmacellen
32
Waar zit de helicobacter pylori?
Aan het oppervlak van de slijmnapcellen