1e naamval Flashcards
(10 cards)
1
Q
Wanneer gebruik je de 1e naamval?
A
Als het persoonlijk voornaamwoord het onderwerp is van de zin
2
Q
ik
A
ich
3
Q
jij
A
du
4
Q
hij
A
er
5
Q
zij (enkelvoud)
A
sie
6
Q
het
A
es
7
Q
wij
A
wir
8
Q
jullie
A
ihr
9
Q
zij (meervoud)
A
sie
10
Q
u
A
Sie