3e naamval Flashcards
(10 cards)
1
Q
Wanneer gebruik je de 3e naamval?
A
Als het persoonlijk voornaamwoord het meewerkend voorwerp is van de zin. En als je er aan of voor ervoor kan zetten.
2
Q
mij
A
mir
3
Q
jou
A
dir
4
Q
hem
A
ihm
5
Q
haar (enkelvoud)
A
ihr
6
Q
het
A
ihm
7
Q
ons
A
uns
8
Q
jullie
A
euch
9
Q
hen (meervoud)
A
sie
10
Q
u
A
Sie