2. Bevruchting en eerste week Flashcards

1
Q

Hoe vindt de zaadcel de eicel?

A
  • Thermotaxis (long range): de zaadcel gaat van lage naar hoge temperatuur.
  • Chemotaxis (short range): de zaadcel wordt aangetrokken door de eicel, door een gradiënt van signaalmolecules geproduceerd door de follikelcellen. Reukreceptoren op de zaadcel herkennen deze signaalmolecules.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe raakt de zaadcel tot bij de eicel?

A
  1. Follikelcellen (cumulus oophorus) in ECM met hyaluronzuur: hyaloronidase-activiteit op celmembraan zaadcel.
  2. Zona pellucida: receptoren op zaadcel herkennen ZP3-proteoglycanen. De species-specifieke binding leidt tot een acrosoomreactie waarbij de zona pellucida wordt afgebroken.
  3. Plasmamembraan van eicel.
  4. Directe fusie pronuclei (syngamie) of pas bij start eerste mitose, bij de vorming van de delingsspoel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe beschermt de eicel zich tegen polyspermie?

A
  • Snelle reactie: depolarisatie door vrijzetting calcium uit endoplasmatisch reticulum.
  • Langdurige reactie: corticale granules laten hun inhoud los in de perivitellijne ruimte. De glycoproteïnen ZP3 worden gemodificeerd, waardoor de zona pellucida ondoordringbaar wordt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bespreek de klievingsdelingen.

A

De blastomeren worden kleiner naarmate meer gedeeld door een te kort aan tijd (korte G-fase) en een te kort aan ruimte (beperkt door zona pellucida). De delingen gebeuren niet synchroon, maar wel ritmisch:

  • D1 (24u): 2 cellen
  • D2 (48u): 4 cellen
  • D3 (72u): 8 cellen
  • D4 (96u): morula met 32 cellen
  • D5 (120u): blastocyst → hatching
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verloopt het proces van differentiatie?

A
  • 8-cellig stadium (D3): eerste morfologische kenmerk compactie treedt op. De blastomeren vergroten het contactoppervlak en vormen een dichte celmassa. Er zijn microvilli en tight junctions.
  • 32-cellig stadium: morula ontstaat met 2 celtypes, trofoblast (buiten, placenta) en embryoblast (binnen, embryo).
  • Blastocyst met blastocystholte door osmotische kracht intracellulair natrium. Er ontstaat een embryonale en abembryonale pool.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor wat is de implantatie noodzakelijk?

A
  1. Toegang tot voedsel en zuurstof.

2. In stand houden van endometrium via productie hCG door syncytiotrofoblast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar gebeurt de implantatie?

A

De implantatie vindt slechts plaats na hatching, dat na 5 dagen plaatsvindt, wanneer de bevruchte cel zich in de uterusholte bevindt. Zo verhindert de zona pellucida een ectopische implantatie.
! Tubaire zwangerschap: vertraagd transport waardoor hatching in eileider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer gebeurt de implantatie?

A

8-10 dagen na ovulatie. Een latere implantatie gaat gepaard met een grotere kans op miskramen door minder optimaal endometrium of ongezond embryo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke manieren wordt de zwangerschap getimed?

A

Embryologie: 266 dagen vanaf bevruchting

Verloskunde (PML): 280 dagen vanaf eerste dag laatste menstruatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly