2 Vêtements et toilette - nettoyage et entretien des vêtements Flashcards
(33 cards)
1
Q
la soie
A
zijde
2
Q
s’abîme
A
lelijk wordt
3
Q
a abîmé
A
heeft bedorven
4
Q
soin (m) pour
A
zorg voor
5
Q
enlever
A
verwijderen
6
Q
des taches (f)
A
vlekken
7
Q
nettoyer à sec
A
chemisch reinigen
8
Q
soigneuse
A
netjes
9
Q
tache
A
maakt vlekken op
10
Q
la propreté
A
de schoon-/netheid
11
Q
sa tenue
A
zijn kleding
12
Q
la lessive
A
de was
13
Q
sales
A
vuil
14
Q
faire tremper
A
laten weken
15
Q
nettoyer
A
schoon krijgen
16
Q
le linge
A
de was/het wasgoed
17
Q
sécher
A
drogen
18
Q
sec
A
droog
19
Q
repasser
A
strijken
20
Q
plier
A
opvouwen
21
Q
le fer à repasser
A
het strijkijzer
22
Q
des épingles (f)
A
spelden
23
Q
du fil
A
draad
24
Q
la couture
A
de naad
25
avait déchirée
had gescheurd
26
un bouton
een knoop
27
recoudre
weer aannaaien
28
dépasse
komt er onder uit
29
raccourcir
korter maken
30
rallonger
langer maken
31
des talons (m)
hakken
32
usés
versleten
33
passe un chiffon sur
gaat met een doek over
