8 Taal Flashcards

0
Q

Wat zijn de stadia van de prelinquïstische taalontwikkeling?

A

0-8 weken: reflexief huilen en vegetatieve geluiden.
8-20 weken: kirren en lachen.
16-30 weken: vocale spelletjes.
25-50 weken: herhaald brabbelen.
9-18 maanden: niet herhaald brabbelen en expressief jargon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Waarom produceren baby’s eerst klinkers?

A

Klinkers worden gevormd door de positie van lippen en tong te veranderen. (makkelijk)
Medeklinkers vereisen een stop in de luchtstroom en zo een grotere spiercontrole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is telegrafische spraak?

A

Kinderen tussen 18 en 24 maanden gaan korte zinnen zeggen die louter bestaan uit inhoudwoorden. Functiewoorden worden nog niet gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn functiewoorden?

A

Lidwoorden
Voorzetsels
Hulpwerkwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke stappen doorloopt men bij iedere individuele taaluiting?

A
  1. Preverbale boodschap.
  2. Concepten
  3. Lemma’s
  4. Lexemen
  5. fonemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een preverbale boodschap?

A

De betekenis wordt geactiveerd van de boodschap die men onder woorden wil brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn lemma’s ?

A

Abstracte representaties van woorden die de grammaticale eigenschappen van een woord bevatten maar nog niet de uitspraak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn syntactische functies?

A

Volgens de regels van de grammatica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn lexemen?

A

Bij de grammatica behorende woordvormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn fonemen?

A

Een klank in een taal die aanleiding geeft tot een verschil in betekenis.
* Elke gesproken taal bevat 30 tot 50 fonemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is syntactische priming?

A

Dat de keuze van de woordvolgorde bepaald kan worden door de restactivatie van voordien geproduceerde of gehoorde zinnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is afasie?

A

Een letsel aan de linkerkant van de hersenen welke gepaard gaat met taalproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is spontaal herstel bij afasie?

A

Spraakproblemen zijn het grootst direct na het letsel en nemen gewoonlijk in ernst af de eerste paar maanden na het ongeluk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de kenmerken van afasie van Broca?

A

De patiënt heeft vooral problemen met spreken.
Woorden worden moeilijk gevonden.
De stijl van zinnen is telegrafisch.
Taalbegrip is intact.
De patiënt weet dat hij een probleem heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar is afasie van Broca een gevolg van?

A

Letsel aan de frontale lob, meer bepaals in het gebied van Broca.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke kenmerken heeft de afasie van Wernicke?

A

De patiënt spreekt vloeiend, volgt de grammaticale regels.
Wekt niet de indruk een probleem te hebben.
Inhoud van de taal in zinloos.
Patiënt heeft moeite om te begrijpen wat er tegen hem gezegd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar is afasie van Wernicke het gevolg van?

A

Letsel aan de bovenkant van de temporale lob.

17
Q

Wat is een segmentatie probleem?

A

De problemen die zich voordoen bij het opdelen van klanken in woorden.
Dit wordt opgelost door alle mogelijke woorden enigszins te activeren en daaruit de juiste te selecteren.

18
Q

Wat zijn de bottom up principes van segmentatie?

A
  1. Woorden die uit dezelfde input bestaan concureren met elkaar.
  2. Beklemtoonde lettergrepen vormen meestal het begin van een woord.
  3. Sommige fonemen komen gewoonlijk voor op de grens van twee woorden.
  4. Sommige kandidaatwoorden kunnen niet omdat de restfractie geen lettergreep vormt.
19
Q

Wat zijn top down principes van segmentatie?

A
  1. Grammaticale beperkingen.

2. De context van de booschap in het algemeen.

20
Q

Wat is een cohort?

A

De lijst van mogelijke woorden die beginnen met dezelfde klank.
Selectie wordt bepaald door eerst de eerste klank, daarna de tweede, derde… enz.

21
Q

Wat is parentese?

A

Een sterk vereenvoudigde taal zodat een kind kan oefenen in het begrijpen van een gesproken taal.

22
Q

Wat is de McGurk- illusie?

A

Proefpersonen kregen een video te zijn van iemand die “ ba” zei en een geluidsignaal van iemand die “ga” zei. Iedereen hoorde “da”.

23
Q

Wat zijn de drie verschillen tussen het herkennen van gesproken of geschreven woorden?

A
  1. Er zijn duidelijke spaties in een geschreven tekst.
  2. Het volledige woord wordt ineens aangeboden in een geschreven tekst.
  3. Men kan terugkijken in de tekst.
24
Q

Hoe snel kunnen goede volwassen lezers een tekst lezen?

A

Met een snelheid van 300 woorden per minuut.

Dit tegenover 170 gesproken woorden

25
Q

Van welke drie factoren hangt de leessnelheid af?

A

Individuele verschillen
Moeilijkheid van de tekst
Het doel van de lezer

26
Q

Welke oogbewegingen zijn er als wij lezen?

A
  1. Fixatie. Een stilstaande periode die gebruikt wordt om informatie uit de tekst op te nemen.
  2. Saccade. Snelle oogbeweging om het kijkpunt van plaats te laten verschuiven.
27
Q

Welke twee geheugencodes worden gebruikt bij stillezen?

A
  1. Visuele code

2. Auditieve code (innerlijke stem)

28
Q

Hoe heet een tekst waarin de woorden aan elkaar zijn geschreven zonder spaties?
(voor 1000 nc)

A

Scriptio continua

29
Q

Wat is de definitie van dyslexie?

A

Een toestand waarbij de automatisering van de woordidentificatie (lezen) en/ of de schriftbeelvorming (spellen) zich zeer moeizaam ontwikkelt.

30
Q

Welke twee oorzaken zijn er voor zwakke leesvaardigheid?

A
  1. Gebrekkig taalbegrip samenhangend met het algemene intelligentie niveau van een persoon.
  2. Een probleem om accuraat en vlot, geschreven woorden te herkennen. Dit staat los van het intelligentie niveau.
31
Q

Wat is het fonologische bewustzijn?

A

Het vermogen een gesproken woord op te delen in een reeks van fonemen.

32
Q

Hoe kan de ontwikkeling van het fonologisch bewustzijn bij kinderen verbeterd worden?

A
  1. Aangepast onderwijs waarbij het kind geholpen wordt om klanken in woorden te ontdekken.
  2. Door vanaf een jonge leeftijd klankspelletjes te spelen.
  3. Door extra hulp bij het leren schrijven en benoemen van letters.
33
Q

Heeft dyslexie een erfelijke component?

A

Ja

Dit risico wordt op 40 tot 60% geraamd bij ouders die ook dyslexie hebben.

34
Q

Welke drie factoren bepalen de verwerkingssnelheid van een woord?

A
  1. Het frequentie effect.
  2. De verwervingsleeftijd.
  3. Semantische priming.
35
Q

Wat is het frequentie effect?

A

Woorden die frequent voorkomen in een taal worden sneller herkend en gesproken.

36
Q

Wat is de verwervingsleeftijd van een woord?

A

Hoe jonger we waren toen we een woord leerden des te sneller we het herkennen.
* Dit wordt niet teniet gedaan door het frequentie effect.

37
Q

Wat is semantische priming?

A

Het feit dat woorden de activatie van betekenis verwante woorden kunnen verhogen.

38
Q

Wat is een prime?

A

De activatie van impliciet geheugen waarbij een bepaalde stimulus invloed heeft op de respons.

39
Q

Wanneer werkt een prime het beste?

A

In dezelfde modaliteit.

  • Visuele priming met visuele doelwoorden.
  • Verbale priming met verbale doelwoorden.
40
Q

Wat is een doelwoord?

A

Het woord wat geactiveerd wordt met een prime woord.

nog 40 slides to go