2.3 Dichten over dichten Flashcards

(2 cards)

1
Q

Personificatie

A

Aan een voorwerp of abstract begrip worden menselijke eigenschappen toegekend. Bijvoorbeeld: ‘de auto kwam hoestend op gang’ of ‘een ingeslapen stadje’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Climax en anticlimax

A

Als een opsomming of (een variatie op) een herhaling in kracht toeneemt (iets wordt meer), is er sprake van een climax; bij aflopende kracht (iets wordt minder) spreek je van een anticlimax.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly