2.3 Dichten over dichten Flashcards
(2 cards)
1
Q
Personificatie
A
Aan een voorwerp of abstract begrip worden menselijke eigenschappen toegekend. Bijvoorbeeld: ‘de auto kwam hoestend op gang’ of ‘een ingeslapen stadje’.
2
Q
Climax en anticlimax
A
Als een opsomming of (een variatie op) een herhaling in kracht toeneemt (iets wordt meer), is er sprake van een climax; bij aflopende kracht (iets wordt minder) spreek je van een anticlimax.