5 Het dagelijkse leven a-b Flashcards
Leben
het leven
Möbelstück
het meubel
Möbel
de meubels
Möglichkeit
de mogelijkheid
Esstisch
de eettafel
Sessel
de luie stoel
Sofa
DE bank
Kleiderschrank
de klerenkast
Spiegel
de spiegel
Gardine
HET gordijn
Bett
het bed
Kommode
de ladekast
Anrichte
HET aanrecht
Wandregal
de plank
Nachttisch
HET nachtkastje
Garderobe
de kapstok
Hocker
de kruk
Bücherregal
DE boekenkast
Flur
de gang
Wohnzimmer
DE woonkamer
Schlafzimmer
DE slaapkamer
Kinderzimmer
DE kinderkamer
Arbeitszimmer
DE studeerkamer
Badezimmer
DE badkamer
Balkon
het balkon
geschäftig
druk
nachstehend
onderstaand
gleich
meteen
putzen
poetsen
Zahn
de tand
frühstücken
ontbijten
Bett machen
opmaken
Rad fahren
fietsen
eine Versammlung abhalten
vergaderen
Einkäufe erledigen
boodschappen doen
kochen
koken