2C1 week 3 HC 2 & 3 Kraakbeen en artrose Flashcards

(37 cards)

1
Q

Wat is mucopolysaccharidose?

A

Lysosomale stapelingsziekte van glucosaminoglycanen
- Progressief en klinisch spectrum
- Mutatie ARSB gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stoffen stapelen bij mucopolysaccharidose?

A

Dermatansulfaat, heparinesulfaat, kiratinesulfaat en hyaluronzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van glycosaminoglycanen?

A

Binden aan proteoglycaan
- Hyaluronzuur in ECM
- Collageen II in kraakbeen
- 80% water: drukabsorptie en voeden kraakbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn symptomen van mucopolysaccharidose?

A

Cornea clouding, dik haar, klauwhanden, grof gezicht, hepatosplenomegalie, tandproblemen, navel en lies breuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaruit bestaat kraakbeen?

A
  • Chondrocyten
  • ECM: collageen, hyaluronzuur, proteoglycanen en glycoproteïnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke typen kraakbeen zijn er?

A

Hyaline, elastisch en fibreus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn kenmerken van hyaline kraakbaan?

A
  • Uiteinde van botten en gewrichten
  • Collageen type II (40%)
  • Perichondrium
  • Oppervlakkig epiliptische chondrocyten, dieper ronde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van elastisch kraakbeen?

A
  • Neus, oren, epiglottis
  • Elastine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kenmerken van fibreus kraakbeen?

A
  • Wervelkolom en knieën
  • Collageen type I
  • Parallel, dus trekvast
  • Geen perichondrium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit bestaan de kraakbeenafwijkingen bij MPS?

A
  • Tracheo laryngomalacie (hyaline)
  • Vergrootte epiglottis (elastisch)
  • Afwijkende wervels (fibreus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe verloopt de chondrogenese?

A

Mesenchymale cellen -> chondroblasten -> chondrocyten
- Interstitiële (mitose) of appostitionele (differentiatie) groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontstaan botafwijkingen bij MPS?

A

Stapeling van GAG’s in chondrocyten en ECM -> afwijkingen groeiplaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke botafwijkingen zie je bij MPS?

A
  • Dystosis multiplex: verkorte en verdikte botten
  • Lordose, kyphose en gibbus
  • Valgus of varus van knieën
  • Irregulaire middenhands/voets botjes
  • Afwijkende aanlag os illium en acetabulum
  • Vroege artrose
  • Dichte schedelnaden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke gewrichtsverbindingen zijn er?

A
  • Diarthrose: bewegelijk (synovium)
  • Synarthrose: bot naar bot
  • Synchondrose: hyaline kraakbeen verbinding
  • Syndesmose: ligamenten of fibreus kraakbeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de behandeling van MPS?

A

Enzymvervangingstherapie wekelijks IV
- Niet curatief
- Niet voor kraakbeen, bot en hersenen
- Endocytose manose-6-fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het principe van adeno-associated virus therapie?

A

Virus naar levercellen -> productie ARSB enzym
- Niet in slecht doorbloede weefsels en productie antistoffen

17
Q

Wat zijn functies van kraakbeen?

A
  • Steun aan weke delen
  • Verbinden botten
  • Glijvlak voor gewrichten
  • Groei pijpbeenderen
  • Schokdemping
  • Verdelen belasting
18
Q

Wat zijn kenmerken van het perichondrium?

A
  • Niet op gewrichtsvlakken
  • Overgang naar kraakbeenweefsel
  • Aanvoer nutriënten
  • Collageen type I en voorlopers chondroblasten
19
Q

Wat zijn kenmerken van chondrocyten?

A
  • Synthese collageen, proteoglycanen, hyaluronzuur en chondronectine
  • Lage zuurstofspanning en anaerobe glycolyse
20
Q

Hoe werkt het principe van opboren van de subchondrale botplaat?

A

Migratie vanuit beenmerg -> fibreus kraakbeen

21
Q

Welke graderingen van chondropathie zijn er?

A
  • Graad I: blaarvorming
  • Graad II: fibrillaties
  • Graad III: scheuren en erosies
  • Graad IV: diepe erosies tot subchondrale bot
22
Q

Bij wie komt artrose vaak voor?

A

Jonge mensen na trauma, ouderen, immuunsupressiva, hemofilie en sportletsels

23
Q

Waaruit bestaat de pathofysiologie van artrose?

A
  • Verlies gewrichtskraakbeen
  • Ombouw subchondraal bot
  • Synovitis
  • Osteofyt vorming
  • Falen reparatiemechanismen
24
Q

Wat zijn klachten van artrose?

A

Verminderde belastbaarheid, bewegingsbeperking en pijn
- Vaak na belasting

25
Wanneer moet je artrose overwegen?
Ouder dan 45 jaar, activiteiten gerelateerde pijn en geen/kortduerende ochtendstijfheid + opstartpijn, verminderde flexie/extensie, crepitaties, gevoeligheid gewrichtspleet en valgus/varus
26
Wanneer doe je beeldvormend onderzoek bij mogelijke artrose?
Atypische presentatie, snelle progressie of overweging voor prothese - Staande foto maken!
27
Wat zijn oorzaken en risicofactoren van (secundaire) artrose?
- Trauma, infectie, gewrichtsafwijkingen, stollingsstoornissen, jicht, reuma - Leeftijd, vrouwelijk geslacht, genetisch, overgewicht
28
Wat is de relatie tussen overgewicht en knieartrose?
5 kg of 5% gewichtsverlies door dieet en oefentherapie vermindert kans op knieartrose
29
Waar komt artrose het meest voor?
Knie (mediale compartiment), hand, heup en rug
30
Wat zie je op röntgenfotos bij artrose?
- Gewrichtsspleetversmalling - Osteofytvorming - Subchondrale cystevorming - Subchondrale sclerose - Deformatie (standsverandering)
31
Hoe ziet de Kellgren & Lawrence classificatie van knieartrose eruit?
- Graad 0: geen artrose - Graad 1: mogelijk gewrichtsspleet versmalling & osteofyten - Graad 2: zeker gewrichtsspleet versmalling , osteofyten en matige sclerose - Graad 3: duidelijke gewrichtsspleet versmalling , osteofyten, enige sclerose en cystevorming, deformiteit - Graad 4: ernstige gewrichtsspleet versmalling, sclerose, cysten, duidelijke deformiteiten en grote osteofyten
32
Wat zijn behandeldoelen bij artrose?
- Voorlichting patiënt, familie en omgeving - Verminderen pijn en stijfheid - Behouden /verbeteren gewrichts-mobiliteit - Beperken lichamelijke handicaps - Behouden /verbeteren kwaliteit van leven
33
Waaruit bestaat de vicieuze cirkel van artrose?
Toename pijn -> toename belasting -> verlies stabiliteit -> verlies kracht
34
Wat is de farmacologische behandeling van artrose?
Paracetamol, NSAIDs en COX-2 remmers
35
Wanneer geef je injecties en wat geef je bij artrose?
- Bij opvlamming: pijnstiller en/of corticosteroiden - Lange termijn: hyaluronzuur
36
Welke typen operatieve behandelingen van artrose zijn er?
- Gewrichtssparend - Verstijven (arthrodese) - Verwijderen (resectie arthroplastiek) - Vervangen (prothese)
37
Waaruit bestaat de conservatieve behandeling van artrose?
Voorlichting, gewichtsreductie, oefentherapie, voorkomen piekbelasting en hulpmiddelen