3 - Genzondheid en Geneeskunde Flashcards
(124 cards)
ernstig
heel erg, met vervelende gevolgen
Dirk is al een tijdje ernstig ziek.
kwaal
een probleem aan je lichaam waarvan je vaak last hebt
Sinds Franklin 60 jaar is, heeft hij meer last van kwaaltjes: pijn ide rug, hoge bloeddruk, …
last hebben van
problemen, moeilijkheden hebben met iets
Ik heb last van mijn maag. Misschien komt het door al die alcohol?
lijden
pijn of verdriet (grief) hebben
Fred lijdt al jaren aan die ziekte.
lijden aan
een ziekte hebben
Fred lijd aljaren aan die ziekte.
gevoelig
een gevoelig deel van je lichaam doet snel pijn
Ik heb erg gevoelige tanden. Als ik iets kouds drink, doet dat vaak pijn.
zeer doen
pijn doen
Kan hih me even helpen met die koffers? Mijn rug doer zeer.
overgaan
verdwijnen, weggaan (van een gevoel, bijvoorbeeld pijn)
Neem maar een pilletje, dan zal je hoofdpijn snel overgaan.
het verloop
de manier waarop iets zich ontwikkelt
De dokters willen mer weten over het verloop van Toms ziekte.
na verloop van tijd
na een tijdje
Na verloop van tijd was oma weer helemaal beter.
de beterschap
de genezing, de gezondheid na een ziekte (improvement, recovery)
De arts zei dat er na een dag beterschap zou zijn.
van harte beterschap
Van harte beterschap’, stond er op de kaart die Ellen in her ziekenhuis kreeg.
de sterkte
als iemand problemen heeft en je wilt die persoon moed geven, dan zeg je ‘strekte’
Ik wens je veel sterkte met het verlies van je vader.
verkouden
als je verkouden bent, moet je vaak niezen en hoesten of heb je keelpijn
Heb je een zakdoek voor mij? Ik ben een beetje verkouden.
verstopt
als je niet meer door je neus kunt ademen is die verstopt
Als mijn neus verstopt is, kan ik niet goed slapen.
niezen
een geluid dat je maakt met je neus en je mond, bijvoorbeeld als je verkouden bent: hatsjoe
bibberen = beven = rillen
snelle, korte bewegingen maken van de pijn of van de kou, of omdat je bang bent
Larry was zijn jas vergeten en hij stond te bibberen van de kou.
duizelig
als alles om je heen draait en je het gevoel hebt dat je gaat vallen, dan ben je duizelig
Ik ga even zitten want ik ben een beetje duizelig.
misselijk
als je een onaangenaam gevoel hebt in je buik, alsof je moet overgeven, dan ben je misselijk
Anja houdt niet van autorijden; ze word snel misselijk.
overgeven = braken = kotsen
als er eten of drank uit je maag langs je maag weer naar buiten komt, geeg je over
Hij moest overgeven omdat hij te veel bier had gedronken.
kreunen
een geleud maken met je keel omdat iets pijn doet of omdat iets plezierig is
Marc kreunde van pijn.
Tijdens de seks kreunde Majan de hele tijd.
oplopen
krijgen (van een ziekte)
Mijn tante heeft een gevaarlijk virus opgelopen in Afrika.
ontsteken
een lichaamsdeel is ontstoken als het rood en dik is geworden door bacterien of een virus - inflamed
Je moet die wond goed schoonmaken, anders gaat ze ontsteken.
de infectie
een ziekte die je hebt gekregen door baterien of een virus
Je mag in dat land geen water uit de kraan drinken, want dan kun je een infectie oplopen.