Het Woorden Flashcards

(303 cards)

1
Q

het aandeel

A

het aandeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het aantal

A

het aantal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het adres

A

het adres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het advies

A

het advies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het afscheid

A

het afscheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het antwoord

A

het antwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het antwoordapparaat

A

het antwoordapparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het aquarium - alle woorden die eindigen op -um, -aatof -isme

A

het aquarium - alle woorden die eindigen op -um, -aatof -isme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het argument

A

het argument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het artikel

A

het artikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het aspect

A

het aspect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het bad

A

het bad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het balkon

A

het balkon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het bankbiljet

A

het bankbiljet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het bed

A

het bed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het bedrag

A

het bedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

het bedrijf

A

het bedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het beeld

A

het beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het been

A

het been

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het beest

A

het beest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

het begin - naamwoorden die beginnen met de vervoegselsge-, be-enver-, maar die niet eindigen op-ing

A

het begin - naamwoorden die beginnen met de vervoegselsge-, be-enver-, maar die niet eindigen op-ing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

het begrip

A

het begrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het beklag - naamwoorden die beginnen met de vervoegselsge-, be-enver-, maar die niet eindigen op-ing

A

het beklag - naamwoorden die beginnen met de vervoegselsge-, be-enver-, maar die niet eindigen op-ing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het belang

A

het belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
het beleid
het beleid
26
het bereik - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het bereik - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
27
het bericht
het bericht
28
het beroep
het beroep
29
het besluit
het besluit
30
het bestaan
het bestaan
31
het bestuur - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het bestuur - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
32
het bevel
het bevel
33
het bewijs
het bewijs
34
het bezit
het bezit
35
het bezoek
het bezoek
36
het bezwaar
het bezwaar
37
het bier
het bier
38
het blad
het blad
39
het bloed
het bloed
40
het boek
het boek
41
het bord
het bord
42
het bos
het bos
43
het bot
het bot
44
het brood
het brood
45
het buitenland
het buitenland
46
het bureau
het bureau
47
het buurthuis
het buurthuis
48
het cadeau
het cadeau
49
het café
het café
50
het centrum
het centrum
51
het cijfer
het cijfer
52
het conflict
het conflict
53
het consulaat - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
het consulaat - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
54
het consultatiebureau
het consultatiebureau
55
het contact
het contact
56
het dak
het dak
57
het dal
het dal
58
het decorum - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
het decorum - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
59
het deel
het deel
60
het detail
het detail
61
het dier
het dier
62
het diner
het diner
63
het ding
het ding
64
het diploma
het diploma
65
het doek
het doek
66
het doel
het doel
67
het doen van een dutje - het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
het doen van een dutje - het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
68
het dorp
het dorp
69
het effect
het effect
70
het egoïsme - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
het egoïsme - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
71
het ei
het ei
72
het eiland
het eiland
73
het eind
het eind
74
het element
het element
75
het eten
het eten
76
het examen
het examen
77
het feest
het feest
78
het feit
het feit
79
het formulier
het formulier
80
het fornuis
het fornuis
81
het fruit
het fruit
82
het gas
het gas
83
het gat
het gat
84
het gebaar
het gebaar
85
het gebied
het gebied
86
het gebouw
het gebouw
87
het gebrek
het gebrek
88
het gebruik
het gebruik
89
het gedeelte
het gedeelte
90
het gedoe - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het gedoe - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
91
het gedrag
het gedrag
92
het gefluister - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het gefluister - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
93
het gegeven - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het gegeven - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
94
het geheel
het geheel
95
het geheim
het geheim
96
het geld
het geld
97
het geloof
het geloof
98
het geluid
het geluid
99
het geluk
het geluk
100
het gesprek
het gesprek
101
het gevaar
het gevaar
102
het geval
het geval
103
het gevoel
het gevoel
104
het gevolg
het gevolg
105
het geweld
het geweld
106
het gewicht
het gewicht
107
het gezag
het gezag
108
het gezang- naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het gezang- naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
109
het gezelschap
het gezelschap
110
het gezicht
het gezicht
111
het gezin
het gezin
112
het glas
het glas
113
het gordijn
het gordijn
114
het gras
het gras
115
het haar
het haar
116
het hart
het hart
117
het hek
het hek
118
het hoofd
het hoofd
119
het hoofdstuk
het hoofdstuk
120
het horloge
het horloge
121
het hotel
het hotel
122
het hout
het hout
123
het huis
het huis
124
het huishouden
het huishouden
125
het huiswerk
het huiswerk
126
het huwelijk
het huwelijk
127
het ideaal
het ideaal
128
het idealisme - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
het idealisme - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
129
het idee
het idee
130
het identiteitsbewijs
het identiteitsbewijs
131
het ijs
het ijs
132
het ijzer
het ijzer
133
het individu
het individu
134
het initiatief
het initiatief
135
het instrument
het instrument
136
het inzicht
het inzicht
137
het jaar
het jaar
138
het kabinet
het kabinet
139
het kader
het kader
140
het kamp
het kamp
141
het kantoor
het kantoor
142
het karakter
het karakter
143
het kenmerk
het kenmerk
144
het kind
het kind
145
het kleed
het kleed
146
het klimaat
het klimaat
147
het komen en gaan van de vogels - het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
het komen en gaan van de vogels - het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
148
het kruis
het kruis
149
het kwartaal
het kwartaal
150
het kwartier
het kwartier
151
het laken
het laken
152
het land
het land
153
het lawaai
het lawaai
154
het leger
het leger
155
het leven
het leven
156
het liberalisme - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
het liberalisme - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
157
het lichaam
het lichaam
158
het licht
het licht
159
het lid
het lid
160
het lied
het lied
161
het lijf
het lijf
162
het loon
het loon
163
het lot
het lot
164
het mandaat - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
het mandaat - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
165
het materiaal
het materiaal
166
het medicijn
het medicijn
167
het meisje
het meisje
168
het mes
het mes
169
het meubel
het meubel
170
het middel
het middel
171
het midden
het midden
172
het milieu
het milieu
173
het model
het model
174
het moment
het moment
175
het museum - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
het museum - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
176
het nieuws
het nieuws
177
het niveau
het niveau
178
het noorden
het noorden
179
het nummer
het nummer
180
het ogenblik
het ogenblik
181
het onderdeel
het onderdeel
182
het onderscheid
het onderscheid
183
het onderwerp
het onderwerp
184
het onderwijs
het onderwijs
185
het onderzoek
het onderzoek
186
het ongeluk
het ongeluk
187
het ontbijt
het ontbijt
188
het ontslag
het ontslag
189
het onweer
het onweer
190
het oog
het oog
191
het oor
het oor
192
het oordeel
het oordeel
193
het oosten
het oosten
194
het orgaan
het orgaan
195
het overleg
het overleg
196
het paard
het paard
197
het pad
het pad
198
het pak
het pak
199
het paleis
het paleis
200
het papier
het papier
201
het park
het park
202
het parlement
het parlement
203
het paspoort
het paspoort
204
het patroon
het patroon
205
het perron
het perron
206
het personeel
het personeel
207
het plafond
het plafond
208
het plan
het plan
209
het plein
het plein
210
het plezier
het plezier
211
het postkantoor
het postkantoor
212
het principe
het principe
213
het probleem
het probleem
214
het proces
het proces
215
het product
het product
216
het programma
het programma
217
het protest
het protest
218
het publiek
het publiek
219
het raam
het raam
220
het rapport
het rapport
221
het referaat - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
het referaat - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
222
het restaurant
het restaurant
223
het resultaat - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
het resultaat - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
224
het rijbewijs
het rijbewijs
225
het rijk
het rijk
226
het risico
het risico
227
het rooster
het rooster
228
het salaris
het salaris
229
het sap
het sap
230
het schema
het schema
231
het schip
het schip
232
het seizoen
het seizoen
233
het slachtoffer
het slachtoffer
234
het slot
het slot
235
het speelgoed
het speelgoed
236
het spek
het spek
237
het spel
het spel
238
het spoor
het spoor
239
het spreekuur
het spreekuur
240
het standpunt
het standpunt
241
het station
het station
242
het stopcontact
het stopcontact
243
het stoplicht
het stoplicht
244
het strand
het strand
245
het stuk
het stuk
246
het stuur
het stuur
247
het succes
het succes
248
het surrealisme - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
het surrealisme - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
249
het systeem
het systeem
250
het teken
het teken
251
het terras
het terras
252
het terrein
het terrein
253
het tijdschrift
het tijdschrift
254
het tijdstip
het tijdstip
255
het tikken van de klok - het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
het tikken van de klok - het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
256
het toilet
het toilet
257
het toneel
het toneel
258
het touw
het touw
259
het trapportaal
het trapportaal
260
het type
het type
261
het ultimatum - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
het ultimatum - alle woorden die eindigen op -um, -aat of -isme
262
het uur
het uur
263
het vak
het vak
264
het vallen van de nacht - het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
het vallen van de nacht - het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
265
het veld
het veld
266
het verband
het verband
267
het verdriet - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het verdriet - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
268
het verhaal - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het verhaal - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
269
het verkeer - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het verkeer - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
270
het verlangen
het verlangen
271
het verleden - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het verleden - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
272
het verlies - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het verlies - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
273
het vermogen - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het vermogen - naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing
274
het verschijnsel
het verschijnsel
275
het verschil
het verschil
276
het verstand
het verstand
277
het vertrek
het vertrek
278
het vertrouwen
het vertrouwen
279
het verzet
het verzet
280
het verzoek
het verzoek
281
het vet
het vet
282
het vlees
het vlees
283
het vliegtuig
het vliegtuig
284
het voedsel
het voedsel
285
het volk
het volk
286
het voorbeeld
het voorbeeld
287
het voordeel
het voordeel
288
het voorstel
het voorstel
289
het voorwerp
het voorwerp
290
het vuur
het vuur
291
het wapen
het wapen
292
het water
het water
293
het weekend
het weekend
294
het weer
het weer
295
het werk
het werk
296
het westen
het westen
297
het wonder
het wonder
298
het woord
het woord
299
het woordenboek
het woordenboek
300
het zand
het zand
301
het ziekenhuis
het ziekenhuis
302
het zout
het zout
303
het zuiden
het zuiden