3.1 Flashcards

(13 cards)

1
Q

voorbeelden van kracht op je lichaam

A

als iemand je een duw geeft
een stevige wind
als je in de auto zit en je optrekt
een bal tegen je aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat kunnen krachten

A

de beweging van een voorwerp veranderen

de vorm van een voorwerp veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

soorten krachten

A
spierkracht
veerkracht
spankracht
zwaartekracht
magnetische kracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

spierkracht

A

kracht uitoefen met je spieren

bijv een tas optillen of een kar duwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

veerkracht

A

als je een balpen indrukt voel je de spiraalveer terugduwen dat is veerkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

spankracht

A

als je aan een touw trekt komt hij strak te staan dan kan je wel harder trekken maar het touw trekt net zo hard terug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zwaartekracht

A

die kracht die er voor zorcht dat voorwerpen niet kunne n zweven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

magnetische kracht

A

als je 2 polen van 2 magneten bij elkaar houd dan voel je magnetische kracht

noord en zuidpolen trekken aan
maar noord op noord of zuid op zuid stoten elkaar af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aangrijpingspunt

A

het aangrijpings punt van e pijl geeft aan waar de kracht word uitgeoefent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

krachten tekenen

A

de richting van de pijl geef6t aan in welke richting de kracht werkt
de lengte van de pijl geeft aan hoe groot de kracht is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe geef je aan dat het om kracht gaat en welke dan

A

bij de pijl dat de letter f(van force=kracht). met 1 of meerdere letters geef je aan om welke kracht het gaat bijv:

Fz = zwaartekracht
Fs = spankracht
Fv = veerkracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het rubber van een stuiter bal

A

elastisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de kunststof van een duikplank

A

plastisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly