3.3: Politieke domein Flashcards
(23 cards)
Adel
Steunde de koning in het bestuur van het rijk
Leverde krijgsdienst
Vrijgesteld van heel wat belastingen
Moesten niet werken
Clerus
Moest geen belastingen betalen
Mocht belastingen (tienden) innen
Zorgen voor het zielenheil van het volk
Derde stand
Leverden krijgsdienst
Geen voorrechten
Zorgden voor levensonderhoud
Moesten wel belastingen betalen
Gelaagde samenleving
Samenleving waarbij de bevolking in verschillende lagen of groepen is ingedeeld. De positie in de samenleving werd bepaald door afkomst of geboorte.
stand
Afgesloten groep in de samenleving met eigen rechten en plichten.
Was de maatschappelijke orde vanzelfsprekend?
Grote ongelijkheid tussen standen
Rijke burgers bleven deel uitmaken van de 3de stand: streefden naar meer politieke en sociale macht
Regelmatig conflict
vazal/ leenman
Vrije man die trouw zweert aan een machtigere man en zijn rijk. Vanaf de Karolingische periode werd een getrouwe van de koning vaak beloond met land als leengoed. In de latere middeleeuwen werd in Frankrijk de hoge adel als vazal beschouwd.
leenheer
Een vorst of hooggeplaatst man die een gebied in leen gaf.
leen
Meestal een stuk land dat de leenman van zijn leenheer ontving.
heerlijkheid
Machtsgebied van een lokale heer waarover hij recht sprak en belastingen hief.
centrale macht
De macht over het koninkrijk is geconcentreerd bij de koning.
feodale piramide
Hiërarchie van leenheren, leenmannen en achterleenmannen. Bovenaan stond de paus en meteen onder hem de koning. Daaronder stonden de leenmannen, de achterleenmannen en de achterachterleenmannen.
monarchie
Een regeringsvorm waarbij de macht bij één persoon berust, de monarch. Meestal is dit erfelijk.
kroondomein
Het privébezit van een koning. Uit zijn of haar kroondomein kan de monarch een inkomen halen.
centralisatie
Het streven van vorsten om hun hele gebied vanuit een hoofdstad te regeren.
Rekenkamer
Opgericht om de rekeningen te controleren van de koninklijke agenten
die verantwoordelijk waren voor de behandeling van openbare middelen. Tot aan de Franse Revolutie controleerde deze instelling de koninklijke inkomsten en uitgaven.
Parlement van Parijs
Het hoogste rechtscollege van Frankrijk. Ze ontstond uit de hofraad. Sedert 1345 was het hof onderverdeeld in drie kamers (Chambres).
Slag bij Hastings
Veldslag die op 14 oktober 1066 werd uitgevochten tussen een Normandisch-Frans leger onder leiding van hertog Willem I van Normandië en een leger onder leiding van de Angelsaksische koning Harold II.
Magna Carta
Het handvest over vrijheden en rechtspraak dat de Engelse koning Jan zonder Land op 15 juni 1215 ondertekende. Het werd door de Engelse leenmannen (baronnen) afgedwongen omdat zij vonden dat de koning zijn macht misbruikte.
constitutionele monarchie
Een vorm van monarchie waarbij de positie van de monarch of regent in een grondwet geregeld is.
parlement
- In de context van het traject: de vertegenwoordiging van de clerus en de adel, later aangevuld door vertegenwoordiging van de steden, om de belastingen van de koning goed te keuren en zijn bestuur te controleren.
- Hedendaagse betekenis: door de bevolking gekozen vertegenwoordigers die met de regering een staat besturen
vertegenwoordiging
Een groep mensen die namens andere personen spreekt. In deze context gingen de leden van het Engelse parlement zich gedragen als vertegenwoordigers van de drie standen.
dynastieke staten
Staten die door één familie bestuurd worden: de leiding wordt van ouder op kind doorgegeven. Voorbeelden zijn landen met een koning of een keizer aan de macht.