Juni 2022 Flashcards

(79 cards)

1
Q

Mare Nostrum

A

Romeinse term voor de Middellandse Zee. Letterlijk: ‘Onze Zee’ ze was volledig door Romeins gebied ingesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

codex

A

Een verzameling van wetten in één boek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hofceremonieel

A

regels en gebruiken van een vorstelijk hof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Merovingers

A

Frankische dynastie genoemd naar de stichter Merovech met Clovis als bekendste koning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lex Salica

A

Wetboek uit de 6de eeuw die voornamelijk bestond uit een opsomming van misdaden en bijhorende geldboetes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Frankische erfopvolging

A

het rijk wordt verdeeld onder alle zonen van de koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

heilige oorlog

A

Oorlog die omwille van de verdediging of het verspreiden van het geloof wordt gevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

propaganda

A

Middelen die worden gebruikt om anderen te overtuigen van de eigen (politieke) ideeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verleden

A

wat er vroeger gebeurd is; de feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geschiedenis

A

het verhaal dat later van die feiten gemaakt wordt via een wetenschappelijke methode; de verhalen gaan over mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hofmeier

A

belangrijkste raadgever van de Merovingische koning. Vanaf het midden van de 7de eeuw was de hofmeier de feitelijke regeringsleider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Karolingers

A

Frankische dynastie genoemd naar Karel de Grote die onder de Merovingers opklommen tot hofmeier en in het midden van de 8ste eeuw het koningschap in handen kregen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

palts

A

Vorstelijke residentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gouwen

A

Karolingische rijk was verdeeld in gouwen of provincies die bestuurd werden door graven hertogen bisschoppen en abten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

marken

A

Grensgebieden met extra militaire beveiliging die bestuurd werden door markgraven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zendgraven

A

Vertegenwoordigers van de koning die controleerden of de plaatselijke bestuurders in de gouwen en marken de bevelen van de koning opvolgden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verdrag van Verdun

A

Verdrag waarin het rijk van Karel de Grote werd verdeeld onder zijn drie kleinzonen (843)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

stapelrecht

A

Goederen die langs een stad werden vervoerd moeten eerst in die stad worden opgeslagen en te koop aangeboden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ambacht

A

Beroep waarbij een handwerker mbv gereedschap een eindproduct maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ambachtsgilde

A

Vereniging van ambachtslui van een bepaalde ambacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Arbeidsorganisatie

A

Geheel van arbeiders die samenwerken aan een afgewerkt product. Werk wordt onderverdeeld in verschillende stappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Beroepsspecialisatie

A

Arbeiders specialiseren zich in 1 beroep en worden daar ontzettend goed in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Drapenier

A

Ondernemer die zich bezig houdt met coordineren van de vervaardiging van laken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Laken

A

Effen wollen weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Nijverheid
Beroepswerkzaamheden waarbij iets gemaakt wordt. Synoniem voor industrie
26
Vollen
Geweven wollen stoffen bewerken zodat het een laken wordt
27
Actieve handelaar
Reist mee met zijn handelswaar
28
Bank
Instelling die geld kan bewaren
29
Beurs
Instelling die wisselkoersen kan bepalen
30
Commerciële revolutie
Snelle en plotse verandering op het vlak van handel drijven
31
Hanze
Vereniging van kooplui uit zelfde regio die samen reizen en handel drijven in buitenland met als doel bescherming
32
Innovatie
Vernieuwing
33
Jaarmarkt
Ontmoetingsplaats van handelaars op een bepaalde plaats en periode
34
Kapitalistische mentaliteit
Gericht op investeren van geld met als doel winst te maken
35
Passieve handelaar
Reist niet mee met zijn handelswaar maar regelt zijn zaken vanuit zijn kantoor via briefwisseling
36
Tol
Betaling die geëist werd om handelswaar te vervoeren over bvb brug of langs stad
37
Wisselbrief
Betalingsopdracht op naam: ondertekenaar geeft aan de geaddresseerde opdracht tot betaling aan een aangewezen persoon
38
tongewelf
Een gewelf dat de vorm heeft van een halve cilinder.
39
absis
Een halfronde overwelfde ruimte in een kerk achter het altaar.
40
koor
De plaats in een kerk rond het altaar waar de priesters de liturgie opdragen.
41
dwarsschip
Dit wordt ook wel een transept genoemd. Het is dat deel van een kerk met een kruisvorm dat loodrecht op het koor staat
42
kapiteel
Het bovenste - meestal versierde - deel van een zuil
43
het Laatste Oordeel
Volgens gelovigen zullen - op de laatste dag van de geschiedenis - de doden terug tot leven komen. Hierna worden hun zielen beoordeeld. Wie goed leefde mag naar de hemel en wie slecht leefde wordt naar de hel gestuurd.
44
kruisribgewelf
geraamte van gewelfde diagonale ribben waartussen de gewelfvelden zijn opgevuld met lichtere steen.
45
spitsboog
boog waarvan de vorm wordt bepaald door twee symmetrische cirkeldelen die elkaar in de top snijden
46
gelaagde samenleving
Samenleving waarbij de bevolking in verschillende lagen of groepen is ingedeeld
47
stand
Afgesloten groep in de samenleving met eigen rechten en plichten
48
feodaliteit/ leenstelsel
Organisatie van de samenleving vanaf de 8ste eeuw met als kern de relatie tussen leenheer en leenman.
49
vazal/ leenman
Vrije man die trouw zweert aan een machtigere man en zijn rijk. Vanaf de Karolingische periode werd een getrouwe van de koning vaak beloond met land als leengoed. In de latere middeleeuwen werd in Frankrijk de hoge adel als vazal beschouwd.
50
leenheer
Een vorst of hooggeplaatst man die een gebied in leen gaf.
51
leen
Meestal een stuk land dat de leenman van zijn leenheer ontving.
52
heerlijkheid
Machtsgebied van een lokale heer waarover hij recht sprak en belastingen hief.
53
centrale macht
De macht over het koninkrijk is geconcentreerd bij de koning.
54
feodale piramide
Leenheer > Leenman > Achterleenman > Achterachterleenman
55
Monarchie
Regeringsvorm waarbij de macht bij één persoon berust: de monarch. Meestal is dit erfelijk. Keizers koningen ...
56
Kroondomein
Het privébezit van een koning. Uit zijn of haar kroondomein kan de monarch een inkomen halen.
57
Centralisatie
Het streven van vorsten om hun hele gebied vanuit een hoofdstad te regeren.
58
Rekenkamer
Opgericht om de rekeningen te controleren van de koninklijke agenten die verantwoordelijk waren voor de behandeling van openbare middelen. Tot aan de Franse Revolutie controleerde deze instelling de koninklijke inkomsten en uitgaven.
59
Parlement van Parijs
Het hoogste rechtscollege van Frankrijk. Ze ontstond uit de hofraad. Sedert 1345 was het hof onderverdeeld in drie kamers (Chambres).
60
Slag bij Hastings
Veldslag die op 14 oktober 1066 werd uitgevochten tussen een Normandisch-Frans leger onder leiding van hertog Willem I van Normandië en een leger onder leiding van de Angelsaksische koning Harold II.
61
Magna Carta
Het handvest over vrijheden en rechtspraak dat de Engelse koning Jan zonder Land op 15 juni 1215 ondertekende. Het werd door de Engelse leenmannen (baronnen) afgedwongen omdat zij vonden dat de koning zijn macht misbruikte. Het verdrag werd getekend in een weiland bij Runnymede.
62
Constitutionele monarchie
Een vorm van monarchie waarbij de positie van de monarch of regent in een grondwet geregeld is.
63
Parlement
In de context van het traject: de vertegenwoordiging van de clerus en de adel; later aangevuld door vertegenwoordiging van de steden; om de belastingen van de koning goed te keuren en zijn bestuur te controleren.
64
Parlement (Hedendaagse betekenis)
door de bevolking gekozen vertegenwoordigers die met de regering een staat besture
65
Vertegenwoordiging
Een groep mensen die namens andere personen spreekt. In deze context gingen de leden van het Engelse parlement zich gedragen als vertegenwoordigers van de drie standen.
66
demografie
De studie van de bevolking. Het houdt zich bezig met geboorte en sterfte én immigratie en emigratie van mensen
67
polyptiek
Een inventaris van de goederen en de mankracht van een grote onderneming
68
gezin
Een groep van personen die gebonden zijn door een verwantschapsband en waarin de volwassenen de zorg op zich nemen voor de kinderen.
69
oblatie
Dit woord komt van het Latijnse oblatus (opgedragen of de aangebodene). Kinderen werden aan een klooster aangeboden als blijvend geschenk Dat kind werd dan door dat klooster opgevoed.
70
Gouden Eeuw
bloeiperiode in handel en wetenschap en kunst. Voor Nederland - toen de Republiek van de 17 Provinciën genoemd - is dat de 17de eeuw.
71
Orde van het Gulden Vlies
de ridderorde die gesticht werd door Filips de Goede om de hoge adel van het Bourgondische rijk aan zich te binden.
72
ridderorde
Een vereniging van de meest verdienstelijke ridders van een land.
73
hofadel
Een groep families binnen de adelstand die het recht heeft om functies binnen het hof van een vorst te bekleden. Dit staat tegenover de landadel die op het eigen kasteel bleef wonen.
74
polyfone muziek
muziekstijl waarin de componist meerdere overwegend zelfstandige melodische lijnen combineert tot één harmonisch klinkend geheel.
75
Vlaamse Primitieven
Een groep kunstschilders uit de Nederlanden van de 15de en begin 16de eeuw voornamelijk werkzaam rond de bloeiende steden Brugge/Gent/Leuven/Doornik en Brussel.
76
Landen van herwaarts over
Andere benaming voor de Bourgondische Nederlanden.
77
Landen van derwaarts over
Andere naam voor het Bourgondische rijk rond het eigenlijke hertogdom Bourgondië.
78
Centralisatiepolitiek
Het streven van vorsten om hun hele gebied vanuit één enkel centrum (een hoofdstad) te regeren.
79
Groot Privilege
Een document met een reeks gunsten die door Maria van Bourgondië werden gegeven aan de Staten-Generaal van de Nederlanden.