3B1 week 5 Flashcards

(46 cards)

1
Q

wat is duizeligheid

A

duizeligheid is een vals gevoel van beweging door uitval van een labyrint of prikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is vestibualire duizeligheid

A

een vals gevoel van beweging, hoofdbewegingen verergeren de duizeligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke vormen van functieverlies heb je door labyrint uitval

A
  • instabiliteit lichaamshouding
  • gestoorde ruimtelijke orientatie
  • verminderde beeldstabiliteit bij hoofdbewegingen
  • klahhten verergeren (donker hoofdbewegingen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oscillopsie

A

niet stilstaand beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

visual lag

A

het beeld loopt achter als je je hoofd beweegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke twee sensorische systemen van het vestibulair orgaan heb je

A

6 vrijheidsgraden

  • halfcirkelvormige kanalen –> rotatiesignalen
  • otolieten (utricle, saccule) - lineaire versnelling en hoofdoriëntatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

heo werken de haarcellen in halfcirkelvormige kanalen en otolieten

A

vestibulaire afferenten behouden een baseline vuurfrequentie (100 spikes/s)

Door het buigen van de haarcellen wordt de vuurfrequentie van de vestibulaire afferenten gemoduleerd. dat leidt tot depolarisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cellulair proces in haarcel vestibulum

A
  1. buigen haarcellen
  2. kaliumkanalen openen
  3. membraan depolariseert als gevolg van influx van K+-ionen
  4. depolarisatie triggert influx van Ca2+ ionen
  5. synaptische blaasjes versmelten met mebraan
  6. neurotransmitter diffundeert naar afferent
  7. actiepotentiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke twee soorten haarcellen heb je

A

type 1: irregulair afferent, voor hogere sensitiviteit voor alle beweging frequenties

type 2: regulair, lagere detectiedrempel voor alle beweging frequenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de ampulla

A

verdikkingen in het benig labyrint met rechtopstaande cupula met stereocilia. endolymfe vloeistof geeft druk hierop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe werkt de bilaterale organisatie van de semicirculaire kanalen

A

kanalen aan weerscijden in een duw trek verhouding. excitatie ene kant zorgt voor inhibitie aan de andere kant
- links anterior-rechts posterior (LARP)
- rechts anterior-links posterior (RALP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ampulofugaal

A

endolymfe stroomt weg van de ampulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ampulopetaal

A

endolymfe stroomt naar de ampulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe werkt ampulofugaal en petaal in de horizontale kanalen

A

ampulofugaal - inhibitoir
ampulopetaal - exitatoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe werkt ampulofugaal petaal anterior en posterior kanaal

A
  • ampulofugaal: excitatoir
  • ampulopetaal inhibitoir
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat doen de otolieten en hoe zijn ze georganiseerd

A

lineaire versnellingen
2 maculaire oppervlaktes:
utriculus: horizontaal en verticaal
sacculus: verticaal (en beetje horizontaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe werken de otolieten

A

omzetten van lineaire versnellingen signalen
- hoge dichtheid kristallen rusten op gelatineuze laag - otoconia
- traagheid van de kristallen veroorzaakt buiging van de haarcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is de vestibulo-oculaire reflex en hoe werkt hij

A

bij bepaalde hoofdbewegingen zijn sommige oogspieren minder en meer actief en dat compenseert voor bewegende beeld

drie neurone reflex boog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is de langzame fase van de oogbeweging

A

compenserende oogbeweging

20
Q

oorzaken van continu vertigo, uitdovend in de loop van dagen tot weken

A
  • neuritis vestibulairs
  • rotsbeen fractuur
21
Q

spontane vertigo-aanvallen oorzaken

A
  • vestibulaire migraine
  • ziekte van Menière
22
Q

oorzaken getriggerde vertigo-aanvallen

23
Q

oorzaken eenzijdige uitval met onvolledige compensatie

A
  • late beloop van acute uitval
  • brughoektumor
  • chronische infecties mastoïd en de behandeling daarvan
24
Q

centrale symptomen labyrintuitval

A

dysartrie, dysmetrie, dysfonie, diplopie

25
hoe werkt wet van Alexander bij nystagmus
graad 1: alleen als je naar de kant van de nystagmus kijkt graad2: kijken kant van ystagmus en midden graad 3: continu
26
perifere nystagmus kenmerken
- zaagtand - horizontaal rotatoir - wordt onderdrukt door fixatie - wordt sterker in de richting van de snelle slag - snelle slag naar gezonde zijde - test of skew negatief, perifere laesie head impulse test afwijkend, perifere laesie
27
kenmerken neuritis vestibularis
- heftige draaiduizeligheid met misselijkheid en braken, verergert bij hoofdbewegingen - maximale vertigo na minuten tot uren - vaak bij omdraaien in bed - 50% ervoor BLWI - harmonie vestibulaire -oscillopsie - geen centrale symptomen - BPPD later - gehoor goed - geen centrale verschijnselen - positieve head impulse test, naar de aangedane zijde - nystagmus horizontaal naar contralateraal
28
kenmerken ziekte van Menière
- overdruk endolymfatische systeem geeft scheurtje en vermenging met perilymfe - aanvallen van minuten of uren - tinnitus -druk op oor - tijdens aanval nystagmus naar contralaterale oor - perceptief gehoorverlies T: corticosteroiden, labyrintectomie
29
kenmerken BPPD benigne paroxismale positie duizeligheid
- positioneringsduizeligheid, getriggerd door hoofdbeweging - soms met misselijkheid - kristal in kanalen (canalolithiasis) of cupula (cupulolithiasis)
30
diagnose BPPD
Dix-Hallpike manoeuvre - geeft rotatie omhoog
31
Behandeling BPPD
de Epley manoeuvre
32
centrale oorzaken duizeligheid
- 80% herseninfarct/hersenbloeding - multiple sclerose - arnold chiari malformatie - ruimte innemend proces - vestibulaire migraine
33
de dodelijke D's van centraal probleem
- diplopie - dysarthrie - dysfagie - dysfonie - dysmetrie - dysesthesie - drop attacks - down-up distorsies
34
onderscheid perifere of centrale nystagmus
-Perifeer: - nystagmus verschijnt of neemt toe bij het wegnemen van fixatie - gemengd horizontaal-rotatoire nystagmus is karakteristiek voor unilateraal functieverlies - kiepproef volgens dix-hallpike centraal: - geen nystagnus - fixatie heeft weinig effect op de nystagmus - pure horizontale, verticale of rotatoire nystagmus - omkeren van de nystagmus (blikrichtingsnystagmus)
35
test of skew
1 oog afdekken. Het andere oog gaat bewegen naar boven of beneden, kenmerkend voor centraal probleem
36
head impulse test
mensen naar je neus laten staren en het hoofd bewegen, correctie is eerder perifeer
37
wat is een omkerende nystagmus
als je naar links kijkt nystagmus naar links en naar rechts naar rechts, typisch voor centraal
38
hoe wordt info vanuit de otolithen doorgegeven?
- vnl via laterale deel vestibulaire kern
39
hoe wordt info vanuit halfcirkelvormige kanalen verwerkt
vnl via mediale deel vestibulaire kern
40
welke projecties gaan er vanuit de laterale vestibulaire nucleus
- cerebellum - limb motor neurons
41
welke projecties gaan er vanuit de mediale vestibulaire nucleus ipsilateraal
- neck motor neurons - VP nucleus of thalamus - extraocular motor neurons - VOR
42
classificatie van Sneddon
- normale situatie - neuropraxie: perineum en myeline aangedaan - axonotmesis: perineum, myeline en axon aangedaan - neurotmesis: zenuw door
43
wat valt onder gnostische somatosensibiliteit
fijne tast, proprioceptie
44
wat valt onder de vitale somatosensibiliteit
pijn, temperatuur, grove tast, jeuk
45
46