4 Vragen en doorvragen Flashcards

1
Q

Welke 3 soorten vragen zijn er?

A
  1. Informatieve vragen (gesloten), iets te weten komen.
  2. Verhelderende vragen (open), iemand beter begrijpen of mee leven met een ander
  3. Onderzoekende vragen (open), als je iemand tot verdere bezinning wilt brengen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

E-in vraag

A

De vraagstelling sluit aan bij wat de ander zojuist heeft gezegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

E-ex vraag

A

Je stelt een nieuw ondewerp aan de orde. Je gaat de breedte in, en laat even liggen waar de ander het zojuist over had.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Open vragen

A

Biedt iemand ruimte om antwoord te geven, alle antwoordmogelijkheden zijn er, nodigt uit om iets te zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gesloten vraag

A

Waar je ja of nee op kunt antwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Directe vragen

A

Rechtstreeks ergens naar informeren. Bv: Hoe is het om overdag te werken en ‘s avonds te studeren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Indirecte vragen

A

Vaak geen letterlijke vraag, maar er wordt naar een antwoord gezocht. Bv: Ik vraag me af hoe het is om overdag te werken en ‘s avonds te studeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Suggestieve vragen

A

Een vraag die bewust stuurt naar een bevestigend of sociaal wenselijk antwoord
- Jij zou je toch ook boos voelen als je zo behandeld werd?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom-vragen

A

Een ondervraging: “waarom dit, waarom dat”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Probleemgerichte vragen

A
  1. Wat is je probleem?
  2. Waarom heb je dit probleem?
  3. Wiens schuld is het?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oplossingsgerichte vragen

A

De cliënt zelf naar oplossingen laten kijken en de eigen kracht van de cliënt versterken.

  1. Wat is het doel van je komst?
  2. Hoe houd je het vol?
    etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Permissief taalgebruik

A

Taalgebruik waarin de hulpverlener als het ware toestemming/instemming vraagt aan de cliënt om iets te mogen vragen/zeggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn valkuilen die kunnen voorkomen bij het stellen van vragen?

A
  1. Subjectief werken: al richting geven aan antwoorden van de cliënt.
  2. Onderwerp niet afbakenen.
  3. Onduidelijke vragen stellen.
  4. Onvoldoende afgestemd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly