4.3 - Autres caractéristiques Flashcards
(67 cards)
1
Q
gestreept
A
rayé, rayée
2
Q
een blauw en wit gestreept hemd
A
une chemise rayée bleu et blanc
3
Q
geruit
A
à carreaux
4
Q
een geruit jasje
A
une veste à carreaux
5
Q
licht (niet zwaar)
A
léger, légère
6
Q
een lichte doos
A
une boîte légère
7
Q
nieuw
A
nouveau, nouvelle
8
Q
een nieuwe auto
A
une nouvelle voiture
9
Q
oud
A
vieux, vieille
10
Q
een oude stoel
A
une vieille chaise
11
Q
versleten
A
usé, usée
12
Q
een versleten jeansbroek
A
un jean usé
13
Q
vuil
A
sale, sale
14
Q
een zeer vuil T-shirt
A
un T-shirt très sale
15
Q
snel, vlug
A
rapide, rapide
16
Q
een vlugge speler
A
un joueur rapide
17
Q
rustig
A
tranquille, tranquille
18
Q
een rustige straat
A
une rue tranquille
19
Q
leeg
A
vide, vide
20
Q
een lege fles
A
une bouteille vide
21
Q
afwisselend
A
varié, variée
22
Q
een afwisselende show
A
un spectacle varié
23
Q
praktisch
A
pratique, pratique
24
Q
een praktische rugzak
A
un sac à dos pratique
25
het leder
le cuir
26
een lederen portemonnee
un porte-monnaie en cuir
27
het stof
le tissu
28
een stoffen tas
un sac en tissu
29
de wol
la laine
30
een wollen hemd
une chemise en laine
31
een katoenen T-shirt
un T-shirt en coton
31
het katoen
le coton
32
de kwaliteit
la qualité
33
Deze stof is van slechte kwaliteit.
Ce tissu est de mauvais qualité.
34
het goud
l'or (m.)
35
een gouden pen
un stylo en or
36
het zilver
l'argent (m.)
37
een zilveren armband
un bracelet en argent
38
Is dit jouw sjaal?
C'est ton écharpe?
39
Ja, mijn naam staat erop.
Oui, mon nom est marqué dessus.
40
Is dit jouw tas?
C'est ton sac?
41
Ja, mijn naam staat erin.
Oui, mon nom est marqué dedans.
42
Ik heb mijn boekentas verloren.
J'ai perdu mon cartable.
43
Staat uw naam erin?
Votre nom est marqué dedans?
44
Welke kleur heeft de boekentas?
C'est un cartable de quelle couleur?
45
Zwart. Het is een boekentas van het merk ESPI.
Noir. C'est un cartable de la marque ESPI.
46
(Van) welk merk?
De quelle marque?
47
nuttig
utile
48
Dat lijkt me wel een nuttig geschenk.
Cela me semble un cadeau utile.
49
indrukwekkend
impressionnant
50
een indrukwekkend zicht
une vue impressionnant
51
ingewikkeld
compliqué
52
een ingewikkeld probleem
un problème compliqué
53
verschillend, anders
différent
54
Dat systeem is anders.
Ce système est différent.
55
gebloemd
à fleurs
56
Ze droeg een gebloemde jurk.
Elle portait une robe à fleurs.
57
een soort
une espèce (de)
58
Kungfu, wat is dat?
Le kung-fu, qu'est-ce que c'est?
59
Dat is een soort gevechtssport.
C'est une espèce de sport de combar.
60
functioneren, werken
fonctionner
61
Hoe werkt dat?
Comment est-ce que cela fontionne?
62
dienen
servir (conjugé comme partir)
63
Waartoe dient dat ding?
Ça sert à quoi, ce truc?
64
nieuw
neuf, neuve
65
een nieuw bal
un ballon neuf
66
een nieuwe auto
une voiture neuve
