4.4 Text Flashcards
(30 cards)
0
Q
die Geschichte
A
de geschiedenis
1
Q
europaweit
A
in heel Europa
2
Q
nahe
A
dichtbij
3
Q
die Grenze
A
de grens
4
Q
das tor
A
de poort
5
Q
die Kultur
A
de cultuur
6
Q
die Popmusik
A
de populaire/popmuziek
7
Q
das Jahrhundert
A
de eeuw
8
Q
unterstützen
A
ondersteunen
9
Q
ganz
A
heel
10
Q
sich vorstellen
A
zich presenteren
11
Q
künstlerisch
A
artistiek
12
Q
nach Vereinbarung
A
op afspraak
13
Q
die Führung
A
de rondleiding
14
Q
sich wenden an
A
zich wenden tot
15
Q
das Weihnachten
A
Kerstmis
16
Q
der Jahreswechsel
A
de jaarwisseling
17
Q
das Silvester
A
het oudjaar, de oudejaarsdag
18
Q
der Einrittspreis
A
de entreeprijs
19
Q
der Erwachsene
A
de volwassene
20
Q
der Behinderte
A
de gehandicapte
21
Q
der Arbeitslose
A
de werkloze
22
Q
der Hinweis
A
de opmerking
23
Q
ausgestattet
A
ingericht
24
der Besuch
het bezoek
25
die Feiertagsregelung
de regeling voor de feestdagen
26
die Vielfalt
de variatie
27
ermäßigter Eintritt
toegang met korting
28
der Wehrpflichtige
de dienstplichtige
29
der Zivildienstleistende
iemand die vervangende dienstplicht verricht
