5 Flashcards

slaap

1
Q

recuperation theorie

A

wanneer men wakker is wordt de homeostase verstoord. dus men moet slapen om balans in lichaam te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

adaptatie theorie van slaap

A

slaap is een reactie op de 24 uur intern mechanisme. door in de nacht te slapen zouden mensen minder kwetsbaar zijn voor ongelukken in de nacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

endogenuos circannual rhythm

A

jaarlijkse ritme die van binnen komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

endogenous circadian ritme

A

een dagelijkse ritme die van binnen komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

suprachiasmatic nuclei SCN

A

een aandrijver van het slaap en waakritme en de lichaamstemperatuur. het is een onderdeel van de hypothalamus. reguliert melatonine aanmaak door de epifyse (pineal gland)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

retinohypothalamic paths

A

weg die van de retina ( zenuw achter de ogen) naar de SCN lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

coma

A

weinig tot geen brein activiteit. geen respons op stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

unresponsive wakefulness syndroom

A

vegetatieve staat. staat tussen slaperigheid en matige arousal. er is geen teken van bewustheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

minimally consious state

A

iemand in deze staat laat zo nu en dan doelgericht gedrag zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hersendood

A

geen teken van breinactiviteit of respons op stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

slaapdeprivatie

A

negatieve gevolgen;
- een verhoogde slaaperigheid
- negarieve effect op de stemming
- slecht prestaties op gebied van aandacht
- lage lichaamstemperatuur
- berhoogde blooddruk
- verlaging van bepaalde aspecten in het imuunsysteem
- hormonale veranderingen
- metabolische veranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

slaaptekort en efficiënte slaap

A

mensen met een slaaptekort hebben een efficienter slaap als ze slapen. ze hebben een hoger proportie NREM 3 dus slow-wave slaap die belangrijk is voor restoratie functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

alfa-golven

A

hebben een frequentie van 8-12 Hz. en komen vlak voordat men in slaap valt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fasen van slaap

A
  • fase 1: laag voltage en hoog frequentie signalen die te vergelijken zijn met de golven in een waakzame staat.
  • fase 2: hoger amplitudes en lagere frequenties dan eerste fase. twee kenmerkende golfvormen
    —– K complexes: een enkele grote positieve golf die direct wordt opgevolgd door een enkele grote negatieve golf
    —— sleep spindles: een uitbraak van tenminste een halve seconde aan 12 tot 14 Hz golven die ontstaan door een interactie van de reticulaire formatie en de thalamus.
  • fase 3: tijdens deze en fase 4 (ookwel slow-wave sleep) zijn er af en toe delta golven waar te nemen. dit zijn de grootste en langzaamste EEG-golven die een frequent van 1-12 Hz hebbe. in deze fase is iemand moelijk wakker te maken
  • fase 4: deze fase wordt gekenmerkt door delta-golven. er is sprake van een langzamere frequentie en een hogere amplitude in verhouding met fase 3.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een slaap cyclus

A

fase 1 > fase 2 > slow-wave sleep > fase 2 > REMslaap > fase 2

begin van de nacht wordt de meeste tijd in de slow-wave sleep doorgebracht. en daarna meer in de rem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

REM-slaap

A

snel bewegen van de ogen tijdens de slaap. ontspannen van de spieren. verhoging van cerebrale activiteit zoals zuurstof opname, bloeddoorstroming.

17
Q

N-REM

A

alle andere fasen dan REM

18
Q

reticulaire formatie en slaap

A

bij beschadiging word er in mindere maten voorzien van sensorische info, ook is er sprake van een vermindering van de arousal

19
Q

pontomesencephalon

A

onderdeel van de reticulaire formatie die een bijdrage levert aan de corticale arousal. deze neuronen ontvangen info vanuit verschillendde sensorische systemen en genereren spontane activiteit, varierend met het circadianse ritme

20
Q

locus coeruleus

A

kleinste structuur in de pons. straalt uitbarstingen van impulsen uit in reactie op betekenisvolle gebeurtenissen(vooral bij emotionele arousal)

21
Q

histamine

A

komt van hypothalamus. produceert prikkelende effect in de brein.

cellen die histamine vrijlaten zijn actiever tijdens waakzaamheid en alertheid en zijn minderactief wanneer een persoon zich klaarmaakt om te gaan slapen

22
Q

orexin (hypocretin)

A

axonen die dit vrijlaten lope tot het basale voorbrein en andere gebieden waar zij andere neuronen stimuleren die betrokken zijn bij waakzaamheid.

23
Q

basale voorbrein en waakzaamheid

A

cellen in dit gebied hebben axonen die door de thalamus en cerebrale cortex lopen. sommige van deze axonen scheiden acetylcholine die arousal versterkt

24
Q

PGO-waves

A

hoge amplitude elektrische potentialen tijdens de REM-slaap. golven van deze neuronen worden eerst waargenomen in de pons, daarna in de lateral geniculate nucleus van de thalamus en daarna in de occipitale cortex.

stimulans om REM-slaap op te wekken komt door een dopamine vrijlating in de amygdala

25
Q

GABA

A

inhibeert synaptische activiteit. zorgt voor hyperpolarisatie van neuronen in hypothalamus. dit zorgt voor verminderde respons op stimuli.

26
Q

activation synthesis theorie

A

de info die de cerebrale cortex vanuit de pons tijdens de REM-slaap binnenkrijgt willekeurig is. de cortex probeert de info te snappen door alle info samen te voegen. en dit resulteert in een droom.

27
Q

neurocognitieve model van dromen

A

dromen is denken onder ongewone omstandigheden. dromen beginnen door spontane activiteit in de hersenen. de activiteit is gerelateerd aan nieuwe recente herinneringen.

het dromende brein heeft weinig sensorische input waardoor andere gebieden in het brein vrijuit beelden kunnen genereren.

28
Q

activiteit in de hersenen tijdens het REM-slaap

A

wel activiteit
- pons
- hypothalamus
- amygdala
- andere delen die betrokken zijn bij emotie motivatie

geen activiteit
- primaire visuele cortex
- motorische cortex
- dorsolaterale prefrontale cortex

29
Q

circadianse ritme

A

duurt ongeveer 24 uur. wordt geregeld door de cue’s vanuit de omgeving. zoals de zeitgebers

30
Q

zeitgeber

A

omgevingscues zoals licht en donker die de timing van de circadianse ritme beinvloeden

31
Q

jet lag

A

ontwrichting van de circadianse ritme door over te steken naar een andere tijdzone.

32
Q

nachtdiensten

A

hierbij wordt de circadianse ritme ontwricht.

33
Q

retinohypothalamic weg

A

deze weg naar de SCN komt van bepaalde retinale ganglioncellen die hun eigen fotopigment, melanopsi, hebben

34
Q

melanopsin

A

Deze speciale ganglioncellen ontvangen enige input van staafjes en kegeltjes, maar zelfs zonder die input reageren ze direct op licht

35
Q

genen period en timeless

A

deze genen produceren de proteinen PER en TIM. de concentraties van deze proteinen schommelen gedurende de dag. in de ochtend starten ze in lage concentraties en nemen gedurende de dag toe. ondanks dat dit automatisch is, breekt licht TIM sneller af waardoor men wakker blijft