§5 Flashcards
(14 cards)
Argumentenstructuur
Inleiding: standpunt (eventueel als vraag)
Middenstuk: -argumenten voor het standpunt
Slot: conclusie= herhaling standpunt (of beantwoording vraag
Aspectenstructuur
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
Slot: samenvatting (soms)
Probleem-oplossingstructuur
Inleiding: probleem
Middenstuk: -gevolgen (waardoor is het probleem?)
-oorzaak
-oplossing
Slot: de beste oplossing
Verklaringsstructuur
Inleiding: bepaald verschijnsel
Middenstuk: kenmerken/voorbeelden/verklaringen/oorzak(en)/reden
Slot: samenvatting of conclusie (soms)
Verleden-heden(-toekomst)structuur
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: -situatie nu
-situatie vroeger
slot: conclusie of voorspelling over de situatie in de toekomst
Voor- en nadeelstructuur
Inleiding: vraag of standpunt
Middenstuk: voor- en nadeel
slot: afweging en conclusie
Vraag-antwoordstructuur
Inleiding: vraag
Middenstuk: antwoord(en)
Slot: samenvatting of conclusie
Wat is een kernzin?
Belangrijkste zin van elke alinea (vaak eerste OR laatste zin)
Wat is een hoofdgedachte?
Belangrijkste zin van de tekst
tijd verbindingswoorden/signaalwoorden
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger
opsomming verbindingswoorden/signaalwoorden
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens
tegenstelling verbindingswoorden/signaalwoorden
Maar, echter, hoewel, toch, daarentegen
vergelijking verbindingswoorden/signaalwoorden
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijke
oorzaak-gevolg verbindingswoorden/signaalwoorden
Door, doordat, waardoor, te denken aan