5. voc L'image qui bouleverse Flashcards
(32 cards)
1
Q
een gebeurtenis
A
une actualité
2
Q
dramatisch
A
dramatique
3
Q
stranden
A
s’échouer
4
Q
proberen te
A
tenter de
5
Q
kapseizen
A
chavirer
6
Q
verdrinken
A
se noyer
7
Q
een onrustige zee
A
une mer agitée
8
Q
een krachtige golf
A
une vague puissante
9
Q
het schipbreuk
A
le naufrage
10
Q
schipbreuk lijden
A
naufrager
11
Q
een schipbreukeling
A
un naufragé
12
Q
z’n land verlaten
A
quitter son pays
13
Q
in oorlog zijn
A
être en guerre
14
Q
getuigen
A
témoigner
15
Q
een getuige
A
un témoin
16
Q
verbrand
A
brûlé
17
Q
aanzetten tot nadenken
A
faire réfléchir
18
Q
verbazen
A
bouleverser
19
Q
een asielaanvraag
A
une demande d’asile
20
Q
een opvangplaats
A
une place d’accueil
21
Q
machteloos
A
impuissant
22
Q
de politie heeft de mensensmokkelaars gestopt
A
la police a arrêté des passeurs
23
Q
een vluchteling
A
un réfugié
24
Q
de Middelandse Zee
A
la Méditerranée
25
het drama een gezicht geven
coller un visage sur le drame
26
mensen in beroering brengen
faire bouger les gens
27
een invloed; een schok
un impact
28
Europa bereiken
gagner l'Europe
29
een sloep; een bootje
une embarcation
30
de bewustwordinge
une prise de conscience
31
bewust
conscient
32
het besef
la conscience