5.1 Flashcards
begrippen 5.1 (10 cards)
1
Q
erfelijk
A
als iets van ouders op kinderen overgaat
2
Q
gezag
A
macht
3
Q
graaf
A
hoge edelman/ bestuurder van een graafschap
4
Q
hertog
A
hoge edelman, bestuurder van een hertogdom
5
Q
leenheer
A
vorst of hoge edelman die een gebied laat besturen door een leenman
6
Q
leenman
A
(fazal) edelman die een gebied bestuurt in opdracht van een leenheer
7
Q
leenstelsel
A
(feodalisme) bestuursysteem met leenheer en leenmannen
8
Q
middeleeuwen
A
derde periode (500-1500)
9
Q
ridder
A
militair met paard
10
Q
tijd van monniken en ridders
A
derde tijdvak (500-1000)