Hoofdstuk 4 deel 2 Flashcards

1
Q

Wat bedoelen we met binoculaire dispariteit?

A
  • Ogen zijn centimeters van elkaar verwijderd en ontvangen dus verschillende info over een voorwerp
  • Hoe verder het voorwerp is, hoe minder verschil in beeld
  • Hersenen krijgen twee monoculaire beelden binnen wat gevormd wordt tot een 3D beeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is strabisme?

A

De ogen kijken niet naar hetzelfde punt waardoor de info uit het niet-dominante oog wordt onderdrukt wat resulteert in een lui oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn monoculaire aanwijzingen?

A
  1. Grootte van het beeld: grootste lijkt dichter bij dan het kleinste
  2. Textuur van het beeld: zaken ver verwijderd hebben meer detail
  3. Lineair perspectief: lijnen komen samen in een punt aan de horizon
  4. Interpositie overlapping
  5. Bewegingsparalax: zaken dichtbij bewegen sneller dan zaken veraf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de twee parallele banen volgens Ungerleider en Mishkin?

A
  1. Wat-baan: temporaal-visuele agnosie

2. Waar-baan: pariëntaal-mentale kaart 3D ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke bewegingsillusies kennen we?

A
  1. Apparante beweging: het lijkt alsof iets beweegt terwijl dit niet zo is (Phi fenomeen)
  2. Geïnduceerde beweging: valse beweging
  3. Watervalillusie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke drie onderzoekslijnen onderscheiden we ivm de interactie tussen perceptie en output?

A
  1. Rizolatti
  2. Dehaene
  3. Milner en Goodale
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat stelt Rizolatti?

A

Spiegelneuronen in de motorische cortex

Hersencellen worden actief in de motorische cortex niet enkel bij het doen maar ook door het zien van een actie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat stelt Dehaene?

A

Impliciete activering van responsen

Iemand iets zien doen is hetzelfde als zelf iets doen met betrekking tot de activiteit van het motorische centrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat stelt Hommel met de theorie van gebeurtenissencodering?

A

Het geheugen = waarnemingen + acties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat stelt Milner & Goodale?

A

Perceptie-actietheorie

De waarneming voor herkenning verschilt in de waarneming voor actie: de waar en wat baan verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke vier onderzoekslijnen onderscheiden we in het nature-nurture debat hieromtrent?

A
  1. blinden studies
  2. studies visuele vervorming
  3. studies perceptie bij neonaten
  4. studies perceptueel leren bij volwassenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly