Presens-Imperfectum-Perfectum 4

Question 1

Zijn kinderen huilen elke nacht.

Answer 1

Zijn kinderen huilden elke nacht.

Zijn kinderen hebben elke nacht gehuild.

Question 2

Ik huur dit appartement.

Answer 2

Ik huurde dit appartement.

Ik heb dit appartement gehuurd.

Question 3

Hij kent iedereen in het café.

Answer 3

Hij kende iedereen in het café.

Hij heeft iedereen in het café gekend.

Question 4

Mijn vriendje kookt de pasta.

Answer 4

Mijn vriendje kookte de pasta.

Mijn vriendje heeft de pasta gekookt.

Question 5

Ik leg mijn werk in het kastje van de leraar.

Answer 5

Ik legde mijn werk in het kastje van de leraar.

Ik heb mijn werk in het kastje van de leraar gelegd.

Question 6

Jullie leren 56 woorden per dag.

Answer 6

Jullie leerden 56 woorden per dag.

Jullie hebben 56 woorden per dag geleerd.

Question 7

Ze leven in Antwerpen.

Answer 7

Ze leefden in Antwerpen.

Ze hebben in Antwerpen geleefd.

Question 8

Ik logeer elk weekend bij mijn oma.

Answer 8

Ik logeerde elk weekend bij mijn oma.

Ik heb elk weekend bij mijn oma gelogeerd.

Question 9

Ze luistert naar het nieuwe album van U2.

Answer 9

Ze luisterde naar het nieuwe album van U2.

Ze heeft naar het nieuwe album van U2 geluisterd.

Question 10

Ik maak sushi voor mijn gastgezin.

Answer 10

Ik maakte sushi voor mijn gastgezin.

Ik heb sushi voor mijn gastgezin gemaakt.

Question 11

Jean mist zijn trein.

Answer 11

Jean miste zijn trein.

Jean heeft zijn trein gemist.

Question 12

De studenten oefenen voor hun mondelinge examen.

Answer 12

De studenten oefenden voor hun mondelinge examen. De studenten hebben voor hun mondelinge examen geoefend.

Question 13

Charlotte opent de deur van de school.

Answer 13

Charlotte opende de deur van de school.

Charlotte heeft de deur van de school geopend.

Question 14

Seija organiseert de activiteiten van de studenten.

Answer 14

Seija organiseerde de activiteiten van de studenten. Seija heeft de activiteiten van de studenten georganiseerd.

Question 15

Ik pak een deken in de woonkamer.

Answer 15

Ik pakte een deken in de woonkamer.

Ik heb een deken in de woonkamer gepakt.

Question 16

Hij parkeert gemakkelijk de auto.

Answer 16

Hij parkeerde gemakkelijk de auto.

Hij heeft de auto gemakkelijk geparkeerd.

Question 17

Je past de kleren in de winkel.

Answer 17

Je paste de kleren in de winkel.

Je hebt de kleren in de winkel gepast.

Question 18

We praten Nederlands met onze gastgezinnen.

Answer 18

We praatten Nederlands met onze gastgezinnen.

We hebben Nederlands met onze gastgezinnen gepraat.

Question 19

Ik probeer de deur te openen.

Answer 19

Ik probeerde de deur te openen.

Ik heb de deur proberen openen.

Question 20

Jullie proeven de intense smaak van chocolade.

Answer 20

Jullie proefden de intense smaak van chocolade.

Jullie hebben de intense smaak van chocolade geproefd.

Question 21

Ze protesteren tegen de verkiezing van Trump.

Answer 21

Ze protesteerden tegen de verkiezing van Trump.

Ze hebben tegen de verkiezing van Trump geprotesteerd.

Question 22

Linda publiceert niet vaak iets op haar Facebookpagina.

Answer 22

Linda publiceerde niet vaak iets op haar Facebookpagina.

Linda heeft niet vaak iets op haar Facebookpagina.

Question 23

Veel mensen reageren verontwaardigd op zijn Facebookpublicatie.

Answer 23

Veel mensen reageerden verontwaardigd op zijn Facebookpublicatie.
Veel mensen verontwaardigd gereageerd op zijn Facebookpublicatie.

Question 24

De architect realiseert al de wensen van zijn opdrachtgever in het ontwerp van de woning.

Answer 24

De architect realiseerde al de wensen van zijn opdrachtgever in het ontwerp van de woning.
De architect heeft al de wensen van zijn opdrachtgever gerealiseerd in het ontwerp van de woning.

Question 25

Ik reis zo ver mogelijk.

Answer 25

Ik reisde zo ver mogelijk.

Ik heb zo ver mogelijk gereisd.

Question 26

Ik ren naar de bus.

Answer 26

Ik rende naar de bus.

Ik ben naar de bus gerend.

Question 27

De organisatoren reserveren de zaal op voorhand.

Answer 27

De organisatoren reserveerden de zaal op voorhand. De organisatoren hebben de zaal op voorhand gereserveerd.

Question 28

Ze rookt 15 sigaretten per dag.

Answer 28

Ze rookte 15 sigaretten per dag.

Ze heeft 15 sigaretten per dag gerookt.

Question 29

Ik schilder veel Afrikaanse landschappen.

Answer 29

Ik schilderde veel Afrikaanse landschappen.

Ik heb veel Afrikaanse landschappen geschilderd.

Question 30

Bart speelt elke dag voetbal.

Answer 30

Bart speelde elke dag voetbal.

Bart heeft elke dag voetbal gespeeld.