6 maart 2024 Flashcards
(47 cards)
ginger
de gember
I am relaxed
This is is relaxing
Ik ben ontspannen
Dit is ontspannend
kiss
de kus(sen)
Hun eerste kus vond plaats onder de sterrenhemel.” (Their first kiss took place under the starry sky.)
to put” or “to place
zetten / opzetten
Zetten:
“Zetten” translates to “to put” or “to place” in English.
It is a general term for putting something in a particular position or location.
Example Sentence:
“Ik ga koffie zetten.” (I am going to make coffee.)
Opzetten:
“Opzetten” also means “to put,” but it often implies setting up or assembling something.
It can involve putting something in a more organized or structured manner.
Example Sentence:
“We moeten het tentje opzetten voordat het donker wordt.” (We need to set up the tent before it gets dark.)
In summary, while both verbs involve putting something, “opzetten” often conveys a sense of setting up or assembling, while “zetten” is a more general term for placing or putting something.
I put on rose-colored glasses” or “I view things through rose-colored glasses
Ik zet een roze bril op
blij, opgewekt
vrolijk
reader / watcher
lezer / kijker
personal
persoonlijk
de advertentie
het zoekertjes
magazine
het tijdschrift
a nice friend” or “a cool friend
Een toffe vriend
Ik heb een toffe vriend ontmoet op school.” (I’ve met a nice friend at school.)
painting” or “art of painting
De schilderkunst
the environment” or “the surroundings
De omgeving
uit de omgeving van Hasselt
to exchange
Uitwisselen
Laten we contactgegevens uitwisselen zodat we in contact kunnen blijven.”
(Let’s exchange contact information so that we can stay in touch.)
“Studenten hebben de mogelijkheid om ervaringen uit te wisselen tijdens de studiebijeenkomst.”
(Students have the opportunity to exchange experiences during the study session.)
receipe
het recept(en)
patterns (kiyafet cizimleri)
het patroon / de patronen
day trip
de daguitstap
to chat” or “to talk casually
babbelen
Na het werk gaan we vaak nog even babbelen in het café.”
(After work, we often go to the pub to chat for a bit.)
bike ride” or “cycling tour
de fietstocht(en)
“In de zomer maken we vaak lange fietstochten door het platteland.”
(In the summer, we often go on long bike rides through the countryside.)
een glass beer
een pintje
beginner
de beginneling
the dinner or the meal
het etentje
We hadden gisteravond een gezellig etentje met vrienden.
(We had a cozy dinner with friends last night.)
Age doesn’t matter” or “Age is not a factor
De leeftijd speelt geen rol
sex, gender
het geslacht
