6.5 Aanpassingen bij dieren Flashcards

(14 cards)

1
Q

Waarom is voor waterdieren een gestroomlijnd lichaam belangrijk?
En wat wordt er mee bedoelt

A

Om zich goed te kunnen voortbewegen. Waterdieren hebben een lichaamsvorm die zo weinig mogelijk weerstand van het water heeft.
Kop, romp en staart steken niet uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij welke waterdieren komt een gestroomlijnd lichaam voor

A

vissen ( maar ook bij vogels en zoogdieren die in het water leven) (haai, pinquin dolfijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een schutkleur

A

Een kleur die niet opvalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De haai, pinquin en dolfijn hebben een donkere rug en een lichte buik, waarom is dat.

A

Als ze onder hun prooi zwemmen vallen ze iet op want de zee onder hun is ook donker
Als ze boven hun prooi zwemmen heeft de witte buik ongeveer dezelfde kleur als het zonlicht boven het water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat hebben vissen behalve gestroomlijnd en schutkleur nog meer

A

Bij veel vissen in de huis bedekt met schubben met daar overheen een laag slijm. Door het slijm is de huid heel glad. Daardoor is bij het zwemmen de weerstand klein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De vorm van de poten van dieren (landzoogdieren) is aangepast aan de ondergrond waarom ze leven. Noem 3 vormen

A
  • zoolgangers
    -teengangers
    -hoefgangers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zoolgangers

A

Leven op een zachte ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoefgangers

A

leven op een harde ondergrond ( lopen op de toppen hun tenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe zit het met de vacht en oren van dieren in een warme of kouden omgeving

A

In een koude omgeving hebben een een dikke vacht waardoor ze meer warmte vasthouden. en kleine oren waarmee ze minder warmte verliezen.

In een warme omgeving dunnere vacht en grote oren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor snavel hebben zangvogels die vooral zaden eten.

A

Ze hebben een kegelsnavel. DAt is een korte snavel waarmee veel kracht gezet kan worden om zaden te kraken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor snavel hebben zangvogels die vooral insecten eten

A

een pincetsnavel. Dat is een recht, spits en smalle snavel. Hiermee kunnen ze insecten uit hun schuilplaats halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat voor snavel hebben roofvogels en waarmee vangen ze hun prooi

A

Ze vangen hun prooi met hun klauwen met scherpe nagels. De haaksnavel is krom en naar beneden gebogen met een scherpe punt. Daarmee wordt hun prooi in stukken gescheurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor snavel hebben eenden en wat voor poten

A

Ze hebben een brede zeefsnavel, ze zeven voedsel uit het water. Ze hebben zwemvliezen tussen de tenen om snel te kunnen zwemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor snavel hebben steltlopers

A

Een priemsnavel, een lange dunne snavel waarmee ze voedsel in ondiep water of in een zanderige bodem zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly