T1 - Pedagogisch Werker Flashcards

1
Q

Uit welke drie onderdelen bestaat een functie?

A
  1. Taken
  2. Bevoegdheden
  3. Verantwoordelijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

En welke drie eisen moet worden voldaan volgens het arbeidsrecht bij een arbeidsovereenkomst?

A
  1. Er is een gezagsverhouding (de werkgever mag opdrachten geven aan de werknemer)
  2. De werkgever betaalt loon
  3. De werknemer verricht arbeid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke drie arbeidsovereenkomsten zijn er?

A
  • CAO: collectieve arbeidsovereenkomst
  • individueel bepaalde tijd arbeidsovereenkomst
  • individueel onbepaalde tijd arbeidsovereenkomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke drie vormen van werkuren kun je terugvinden in arbeidscontract?

A
  1. Fulltimer
  2. Parttimer
  3. Oproepkracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de maximale onkostenvergoeding waar vrijwilligers recht op hebben per jaar afhankelijk van de organisatie waar ze werken?

A

€1500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de hoogte van de mantelzorgwaardering die de gemeente kan verstrekken?

A

€200 zelf in te vullen op welke wijze deze wordt verstrekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat staat er in het personeelsdossier?

A
  • kopieën van jouw diploma
  • VOG (verklaring omtrent goedgedrag)
  • Verslagen van functionerings- en beoordelingsgesprekken
  • Kopie identiteitsbewijs/paspoort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat behandelt het personeelsbeleid?

A

Werving en selectie, ontslag, functioneringsgesprekken, beoordelingsgesprekken, opleidingstraject, functiewaardering, beloning en arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en ziekteverzuim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de drie fases binnen het personeelsbeleid?

A
  1. Instroombeleid
  2. Doorstroombeleid
  3. Uitstroombeleid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat valt onder instroombeleid van het personeelsbeleid?

A
  • werving en selectie
  • Arbeidscontract
  • Introductie en inwerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe heet de afdeling die zich bezighoudt om medewerkers zo goed mogelijk te laten ontwikkelen?

A

HRM: human resources management

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef drie voordelen van het POP-plan

A
  1. Jij krijgt de mogelijkheid om je verder te ontwikkelen
  2. Organisatie krijgt een gemotiveerde en gekwalificeerde medewerker voor terug (presteert beter)
  3. Gesprek over jouw doelen en de doelen van de organisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de bedoeling van gesprekken die leidinggevenden met medewerkers voeren?

A

Deze zijn bedoeld om de prestaties van medewerkers te verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem twee soorten motivatie

A
  1. Intrinsieke motivatie

2. Extrinsieke motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem vier manieren om medewerkers te motiveren

A
  1. Informeren
  2. Onderhandelen
  3. Intimideren
  4. Waarderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor vorm van motiveren is medezeggenschap?

A

Dit is een vorm van informeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe kan onderhandelen medewerkers motiveren?

A

Denk aan ruilen, mogelijkheid om je functie voor een deel vrij in te vullen, welke werkzaamheden je uit voort of hoe
Inspraak binnen de organisatie: ondernemingsraad (OR), POP-gesprek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe kun je waardering inzetten om medewerkers te motiveren?

A

Job-rotation: Regelmatig wisselen van taak met een collega (meer inzicht in processen binnen de organisatie, en veelzijdig worden en flexibele inzetbaar worden)
Job-enlargement: Je krijgt meer taken (op het zelfde niveau)
Job-enrichment: Je krijgt meer taken op een hoger niveau (meer zelfstandigheid en/of de vrijheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke drie soorten behoeften onderscheid Maslow in zijn piramide?

A
  1. Primaire behoeften (basisbehoeften)
  2. Secundaire behoeften (sociale acceptatie plus respect)
  3. Tertiaire behoeften (op zoek naar je grenzen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoeveel lagen en benoem de lagen van de piramide van Maslow

A
  1. Lichamelijke behoeften
  2. Veiligheid en zekerheid
  3. Behoefte aan sociaal contact
  4. Erkenning en waardering
  5. Zelfrealisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Benoem de drie soorten behoeften met betrekking tot de piramide van Maslow op het werk

A
  1. Primaire behoeften: en inkomen (geld), wat zekerheid en veiligheid geeft
  2. Secundaire behoeften: functioneren binnen het team, cliënten, collega’s en leidinggevenden
    Tertiaire behoeften: ruimte krijgen om jezelf te ontplooien (POP-gesprek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het positieve gevolg van overleg op het werk?

A

Dit zorgt voor betrokkenheid bij cliënten en medewerkers en vergroot de arbeidsmotivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Benoem verschillende soorten overleg op het werk

A
  • MR (medezeggenschapsraad)
  • GMR (gemeenschappelijke medezeggenschapsraad)
  • Ouder raad
  • Oudercommissies
  • Activiteiten commissie
  • Kinderraad
  • Teamvergadering
  • Bouwoverleg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar gaan studiedagen over binnen het onderwijs?

A

Over het onderwijsbeleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Omschrijf werkoverleg

A

Een bespreking waarbij alle medewerkers en de direct leidinggevende aanwezig zijn en wordt verwacht dat je actief mee doet en betrokken bent bij de besluitvorming van de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Omschrijf cliëntenraad

A

Bestaat uit een aantal (ex) cliënten die de belangrijkste doelgroepen vertegenwoordigen van de organisatie. Ze adviseren gevraagd en ongevraagd over onderwerpen die belangrijk zijn voor de cliëntenraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Omschrijf oudercommissie

A

Een cliëntenraad van ouders van kinderen en hebben inspraak bij een onderdeel van de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Omschrijf centrale oudercommissie (cliëntenraad)

A

Behartigt de gemeenschappelijke belangen van ouders en kinderen binnen de organisatie en houdt zich bezig met zaken die met alle locaties te maken hebben. Ze adviseert directie gevraagd en ongevraagd over: uitvoering algemeen kwaliteitsbeleid, algemeen pedagogisch beleidsplan, algemeen voedingsbeleid, openingstijden, tariefwijzigingen en klachtenreglement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waar over adviseert de centrale oudercommissie de directie?

A
  • uitvoering algemeen kwaliteitsbeleid
  • Algemeen pedagogisch beleidsplan
  • Algemeen voedingsbeleid
  • Openingstijden
  • Tariefwijzigingen
  • Klachtenreglement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Noem de vijf rechten van de centrale oudercommissie/cliëntenraad (grondrechten cliënten raad)

A
  1. Recht op informatie
  2. Recht op overleg
  3. Recht om te adviseren
  4. Recht van enquête
  5. Bindende voordracht bestuurslid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Omschrijf het recht op informatie als grondrecht van de cliëntenraad

A

Alle informatie die nodig zijn voor haar taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Omschrijf het recht op overleg als grondrechten cliëntenraad

A

Regelmatig overleg met de directie over het beleid van de organisatie. Een soort samenwerkingsovereenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Omschrijf het recht om te adviseren als grondrecht cliëntenraad

A

Ze mag altijd advies uitbrengen aan de directie van de instelling, gevraagd en ongevraagd (adviesrecht). Over bepaalde onderwerpen moet de directie altijd advies vragen aan de cliëntenraad, deze zijn in de wet vastgelegd en dan gelden er speciale bevoegdheden voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Omschrijf recht van enquête als grondrecht cliënten raad

A

Als de cliëntenraad vindt dat er sprake is van wanbeleid, dan kunnen ze de ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam vragen om een onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Omschrijf de bindende voordracht bestuurslid als grondrecht cliëntenraad

A

Invloed uit oefenen op de samenstelling van het bestuur (een persoon voordragen en is bindend; wordt daadwerkelijk benoemd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat voor recht van het kind onderstreept kinderparticipatie?

A

Kinderen hebben recht op informatie en inspraak: VN-verdrag voor de rechten van het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Noem de zes succesfactoren voor teamwerk (Belbin)

A
  1. Heldere doelen
  2. Flexibel aanpassen
  3. Gezamenlijke verantwoordelijkheid
  4. Open communicatie
  5. Wederzijds respect
  6. Initiatief tonen
38
Q

Omschrijf heldere doelen als succesfactor voor teamwerk

A

Dit zijn smart-doelen: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden. Zo is het team actiever in het bewaken en evalueren van de voortgang

39
Q

Omschrijf flexibel aanpassen als succesfactor voor teamwerk

A

Aanpassen aan de nieuwe situatie (veranderd beleid/wetgeving)

40
Q

Omschrijf gezamenlijke verantwoordelijkheid als succesfactor voor teamwerk

A

Wij-gevoel en vertrouwen (doen wat je zegt)

41
Q

Omschrijf open communicatie als succesfactor voor teamwerk

A

Open zijn (eerlijk) en open staan (feedback)

42
Q

Omschrijf wederzijds respect als succesfactor voor teamwerk

A

Verschillen benutten en elkaar durven aanspreken op gedrag

43
Q

Omschrijf initiatief tonen als succesfactor voor teamwerk

A

Je doet iets met een gesignaleerd probleem

44
Q

Wat is het belang van het weten van jou teamrol?

A

Als je weet welke teamrol bij jou past, kun je sneller de valkuilen (h)erkennen die bij dat type horen

45
Q

Noem vier theorieën en modellen over teamwerk

A
  1. Teamrollen model van Belbin
  2. Enneagram model
  3. Roos van Leary
  4. Axenroos
46
Q

Noem de 8 rollen uit het teamrollenmodel van Belbin

A
  1. Voorzitter: coördineren en delegeren
  2. Vormer: gedreven en wilskrachtig
  3. Monitor: denker en analytisch
  4. Brononderzoeker: doener en netwerker
  5. Bedrijfsman: doener en gedisciplineerd
  6. Groepswerker: intuïtie en sfeer
  7. Zorgdrager: intuïtie en perfectionistisch
  8. Specialist: stille eenling en weet veel van weinig
47
Q

Noem de negen persoonlijkheidstype uit het enneagram model

A
  1. Perfectionist: alles zo goed mogelijk willen doen
  2. Helper: gericht op anderen en wil graag helpen
  3. Succesvolle werker/verkoper: voert taken uit waar hij goed in is
  4. Romanticus: idealen achterna
  5. Waarnemer/denker: analyseert en handelt vanuit verstand
  6. Teamspeler/loyalist/vragensteller: plichtsgetrouw met sterk rechtvaardigheidsgevoel
  7. Optimist/levensgenieter: plezier en onbekommerdheid
  8. Leider/baas/bepaler: macht, krachtbeheersing en overheersing
  9. Bemiddelaar: gericht op behoeften anderen
48
Q

Welke twee vragen stel je bij de Roos van Leary?

A
  1. Wie is dominant (toonaangevend, overheersend?): wekt tegengesteld gedrag op
  2. Staan we tegenover elkaar of willen we het samen doen?: Wekt zelfde gedrag op
49
Q

Welke acht mogelijkheden kennen we uit de Roos van Leary?

A
  1. BovenSamen (BS): leidend
  2. SamenBoven (SB): helpend
  3. SamenOnder (SO): begrijpen/meewerkend
  4. OnderSamen (OS): volgend (ruimte en zelfstandigheid)
  5. OnderTegen (OT): teruggetrokken/onzeker
  6. TegenOnder (TO): opstandig/ontevreden
  7. TegenBoven (TB): aanvallend
  8. BovenTegen (BT): concurrerend/autoritair
50
Q

Wat is het uitgangspunt van de axenroos?

A

En sociaal vaardig mens kan verschillende rollen spelen. Je kiest voor een bepaalde rol op moment dat het nodig is

51
Q

Noemde zes hoofdrelatiewijzen/axen van de axenroos

A
  1. Geven
  2. Ontvangen
  3. Houden
  4. Lossen
  5. Weerstaan
  6. Aanvechten
52
Q

Hoe zien de zes hoofdrelatiewijzen/axen er in de axenroos voor kinderen uit?

A
  1. Geven: Leeuw (leiden), bever (zorgen) en pauw (zich tonen aan anderen)
  2. Ontvangen: wasbeer (opkijken tegen anderen, waardering van anderen), poes (genieten van aandacht en zorg) en kameel (volgen van leiding, meewerken)
  3. Houden: uil (iets voor zich kunnen houden)
  4. Lossen: schildpad (terugtrekken in jezelf)
  5. Weerstaan: steenbok (jezelf verdedigen)
  6. Aanvechten: havik (kritiek geven)
53
Q

Welke vijf fasen kennen wij in teamvorming?

A
  1. Forming
  2. Storming
  3. Norming
  4. Performing
  5. Adjourning
54
Q

Omschrijf forming als fase van teamvorming

A

In deze fase leren de teamgenoten elkaar kennen

55
Q

Omschrijf storming als fase van teamvorming

A

De teamverhoudingen worden bepaald (rolverdeling)

56
Q

Omschrijf norming als fase van teamvorming

A

De normen krijgen vorm, (gedrags)regels worden duidelijk en de teamcultuur ontstaat:

  • Afspraken maken en nakomen
  • Manier waarop teamleden elkaar aanspreken
  • Omgaan met tijdsdruk
  • Betrokkenheid
  • Problemen aanpakken
57
Q

Omschrijf performing als fase van teamvorming

A

Teamgenoten werken samen om hun doel te bereiken

58
Q

Omschrijf adjourning als fase van teamvorming

A

Team rond de taak af en gaat weer uit elkaar

59
Q

Noem zes kenmerken van een organisatie

A
  • Zijn doelgericht
  • Bestaan uit mensen (medewerkers) die met elkaar samenwerken
  • Medewerkers gebruiken middelen (geld, gebouwen, meubilair)
  • De medewerkers gebruiken methoden (protocollen)
  • organisaties hebben een bepaalde structuur met leidinggevenden
  • Organisaties vereisen coördinatienatie, er is sprake van leiding
60
Q

Noem twee vormen van organisaties waarin ze zich onderscheiden

A
  1. Non-Profitorganisaties (streven geen winst na en hebben een idealistisch doel)
  2. Organisaties die winst nastreven
61
Q

Noem vier punten wat een organisatie heeft

A
  1. Doelstelling
  2. Missie
  3. Visie
  4. Beleid
62
Q

Welke vier vormen beleid kennen wij

A
  1. Algemeen beleid
  2. Strategisch beleid
  3. Tactisch beleid
  4. Operationeel beleid
63
Q

Wat is het algemeen beleid binnen een organisatie?

A

Grote lijnen voor de organisatie: bepaald door directie en eventuele bestuursleden

64
Q

Wat is het strategisch beleid binnen een organisatie?

A

Welke kant organisatie op moet: doelen voor het langere termijn welke abstract zijn omschreven en nog niet zijn uitgewerkt (gebeurd op lagere niveaus in de organisatie)

65
Q

Wat is het tactisch beleid binnen een organisatie?

A

Concrete activiteiten aan de hand van het strategisch beleid: bepaald door middenkaderfunctionarissen

66
Q

Wat is het operationeel beleid binnen een organisatie?

A

Uitvoering van tactisch beleid op operationeel niveau

67
Q

Welke drie planningstermijnen zijn er?

A
  1. Langetermijnplanning: minimaal 3 jaar
  2. Middellangetermijnplanning: 1-3 jaar
  3. Kortetermijnplanning: 1 jaar of korter
68
Q

Door wie worden de planningstermijnen uitgevoerd?

A
  1. Ltp: beleidsmedewerkers en management
  2. Mtp: management en werknemers op tactisch niveau
  3. Ktp: medewerker operationeel niveau
69
Q

Beschrijf de drie lagen van de hiërarchie in een organisatie

A

Bovenin: directieleden, managers
Midden: lijnmanagers, de chefs
Onder: uitvoerende werk

70
Q

Noem de zes organisatiestructuren

A
Lijnorganisatie
Linking-pinstructuur
Lijn-staforganisatie
Projectorganisatie
Matrixorganisatie
Zelfsturende teams
71
Q

Noem de basisvorm van de organisatiestructuren

A

Lijnorganisatie

72
Q

Noem de twee lijnorganisatiestructuren

A

Linking-pinstructuur en lijn-staforganisatie

73
Q

Omschrijf lijnorganisatie als organisatiestructuur

A

Eenvoudige structuur waarbij in een oogopslag duidelijk is wie iets te zeggen heeft (bovengeschikte) over een ander (ondergeschikte). Ondergeschikten hebben altijd maar een bovengeschikte

74
Q

Omschrijf linking-pinstructuur als organisatiestructuur

A

Eenvoudige structuur die je bijna alleen in de non-profitsector ziet. Kenmerkend is dat de medewerkers/vrijwilligers trapsgewijs betrokken zijn en inspraak hebben

75
Q

Omschrijf lijn-staforganisatie als organisatiestructuur

A

Er is een stoffen toegevoegd, wat een onderdeel is binnen de organisatie dat advies geeft. Stafmedewerkers tenminste hoger opgeleiden en beschikken over specialistische kennis/vaardigheden

76
Q

Omschrijf projectorganisatie als organisatiestructuur

A

Verschillende werknemers in een projectgroep door hun specialistische kennis en vaardigheden

77
Q

Omschrijf matrixorganisatie als organisatiestructuur

A

Tijdelijk en werkt met projecten, welke permanent zijn (doorlopen). Twee leidinggevenden (manager afdeling/directeur en manager project)

78
Q

Omschrijf zelfsturende teams als organisatiestructuur

A

Een team functioneert zonder leidinggevende. De teamleden zijn samen verantwoordelijk voor de uitvoering van hun taken en activiteiten. Sneller, effectiever en kostenbesparend

79
Q

Wat krijg je vaak nog voor je arbeidsovereenkomst?

A

Een aanstellingsbrief

80
Q

In veel organisaties wordt je als nieuwkomer begeleid door een coach. Wat is zijn/haar taak?

A

Je kunt hier terecht met al je vragen. De coach zal ook vaste evaluatiemomenten inbouwen voor het doornemen van vorderingen en aandachtspunten

81
Q

Wat heeft personeelszaken te maken met motivatie?

A

De afdeling personeelszaken is verantwoordelijk voor het personeelsbeleid. Gemotiveerd personeel is daarbij een belangrijk onderdeel

82
Q

Wat heeft Maslow met motivatie te maken?

A

De verschillende behoeften kan een manager gebruiken om medewerkers te motiveren. Heb je te weinig geld, dan kan een loonsverhoging de behoefte aan zekerheid bevredigen. Voel je niet gewaardeerd, dan kan Job-enrichment deze behoeften bevredigen

83
Q

Waarom is een arbeidsovereenkomst waardevol voor jou als werknemer?

A

Dankzij een overeenkomst weet je waar je aan toe bent en ben je beschermt tegen willekeur zoals het overvragen door de werkgever. Ook ben je verzekerd van een minimaal loon.

84
Q

Wat is de invloed van een collectieve arbeidsovereenkomst op een individuele overeenkomst?

A

En individuele overeenkomst mag niet in strijd zijn met de regels van de cao, wel de arbeidsomstandigheden beter maken voor de werknemer. In een cao worden onder andere arbeidsvoorwaarden als salaris (welke salarisschaal), werktijden, vakantiedagen en vakantiegeld vastgelegd, regels over proeftijd, ontslag en arbeidsomstandigheden. Het zijn minimaal regels voor de werkgever.

85
Q

Wat is teamwerk?

A

Met een wij-gevoel samenwerken waarbij je rekening houdt met elkaar en met de belangen van de organisatie

86
Q

Een team hoeft volgens Belbin niet per se negen personen te hebben, maar moet wel alle rollen in huis hebben. Hoe krijg je dat dan voor elkaar?

A

Een persoon kan meerdere rollen spelen

87
Q

Waarom is teamevaluatie bij samenwerken van belang?

A

Je kunt alleen maar te weten komen of je een goede teamspeler bent door kritisch naar jezelf te kijken. Naar jezelf kijken noemen we zelfreflectie. Kritisch wil zeggen dat je daarbij kijkt naar de goede, maar ook de minder goede, nog te ontwikkelen kanten van jezelf

88
Q

Wat doe je als de samenwerking niet goed verloopt? Bedenk meerdere oplossingen

A
  • Je bespreekt één-op-één of in een teamvergadering waar je tegen aanloopt en je zoekt samen naar oplossingen
  • Je vraagt je leidinggevende om een andere collega voor je te zoeken
  • Je zegt niks en probeert het je zo min mogelijk aan te trekken
89
Q

Leg uit waarom het model van Belbin als een wiel getekend is

A

Het wiel is rond, begin en einde zijn met elkaar verbonden. In deze theorie geeft dat aan dat alle succesfactoren met elkaar verbonden zijn. Ze kunnen niet zonder elkaar. Open communicatie is onmogelijk zonder wederzijds respect. Flexibel aanpassen zonder initiatief te tonen gaat niet. De spaken geven de verbinding (en stevigheid) nog eens extra weer. Er mag geen slag in het wiel zitten, dan loopt het niet goed. Dus, als een van de succesfactoren over- of onder vertegenwoordigd is, loopt de teamwerk niet soepel.

90
Q

Welk begrip wordt er bedoeld? Noteer dat achter de omschrijving
Hierin staat wat de organisatie wil bereiken:
Hierin staat hoe de organisatie alles goed wil laten verlopen:
Hierin staat wat een organisatie belangrijk en waardevol vind:
Hierin staat hoe de organisatie zichzelf in de toekomst ziet:

A
  • Doelen
  • Beleid
  • Missie
  • Visie