Behandeling Hst 4 Flashcards

1
Q

Fasen in de hulpverlening:

A

1) Probleemverkenning (kennismaking, anamnese, onderzoek).
2) Probleemontleding (Hypothese, toetsing, ontleden)
3) Probleemoplossing (Voorlichting, interventies, intensieve therapie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Therapeutische methodiek:

A

De hulpverlener moet een functionele relatie ontwikkelen en (deskundig)methode toepassen om specifieke verandering bij patiënt teweeg te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Medicijnen tegen angst:

A

Benzodiaze pillen (anxiolytica)
Voordeel: Snel kalmerend
Nadeel: Afhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Medicijnen tegen depressie:

A

Antidepressiva.
Effect: Pas over 2-3 weken.
*Corrigerende invloed op neurotransmitters. (Vooral noradrenaline en serotonine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lithium (depressie medicijn):

A

Werkt preventief bij bipolaire (met episoden) stemmingswisselingen.
Te hoog in bloed: Neorlogische stoornissen
Te laag in bloed: Werkt niet preventief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Medicijnen tegen psychose:

A

Antipsychotica: Onderdrukken hallucinaties en wanen.

Langdurig gebruik Antipsychotica: ardieve dyskinesie. Dit is een neurologische aandoening en een bewegingsstoornis die te herkennen is aan herhaalde, doelloze en onwillekeurige bewegingen, vooral rond de mond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 hoofdkenmerken van psychotherapie:

A

1) Het cliëntsysteem (met welke patiënt gaat deskundige een relatie aan)?
2) Werkwijze (Gedragstherapie, psychodynamische of cliëntgerichte therapie).

*Komt alleen voor als organische oorzaken zijn uitgesloten / Psychotische verschijnselen onder controle zijn en geen ernstige stemmingsstoornissen meer aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Evidence-based therapieën:

A

Worden ondersteund door wetenschappelijk onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
Psychodynamische therapie (freud):
(psychotherapie)
A

Benadrukt de centrale rol van de therapeut-patiëntrelatie als herhaling van kinderlijke relatiepatronen die de bron van de kracht of stoornis zouden vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cliëntgerichte therapie (Rogers):

psychotherapie

A

Gaat om het bevorderen van de groei en ontwikkeling van de hele persoon.

Doel: Cliënten laten ervaren wie zij zijn, wat ze willen en wat het belemmert in hun leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gedragstherapie:

Psychotherapie

A

Directe en systematische manier om klachten en problemen te behandelen.

1) Eerste groep technieken:
- Aanleren van probleemoplossend gedrag.
- Assertiviteitstrainingen
- Sociale vaardigheidstrainingen
- Ontspannings oefeningen

2) Tweede groep technieken:
- Ongewenste reacties af leren
- Desensitisatie (Geleidelijke gewenning)
- Exposure (blootstelling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cognitieve therapie:
(Psychotherapie)
*Vaak in combinatie met gedragstherapie

A

Psychiatrische stoornissen zijn soms te verwijten aan foutieve denkpatronen.

1) Overgeneraliseren; Algemene conclusie trekken op enkele gebeurtenis
2) Filteren: Alle aandacht richten op een detail en de context uit de oog verliezen.
3) Zwart-witdenken: Beoordelen in extremen maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Systeemtherapie:

Psychotherapie

A

Interactiepatronen gezin veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale psychiatrie:

Behandeling

A

Richt zich op de preventie van psychiatrische stoornissen en maatschappelijke integratie van patiënten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly