Hfd7 Flashcards

1
Q

Bedrijfstak

A

Ondernemingen die zich op dezelfde hoogte in de bedrijfskolom bevinden. Deze ondernemingen brengen soortgelijke producten of diensten op de markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Concentratiegraad

A

De mate waarin een of enkele ondernemingen het aanbod in de bedrijfstak beheersen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Degressief variabele kosten

A

Variabele koste die minder dan evenredig veranderen bij een verandering van productieomvang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Externe concurrentie

A

Concurrentie die zich afspeelt tussen bedrijven in verschillende bedrijfstakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Interne concurrentie

A

Onderlinge concurrentie van bedrijven in de zelfde bedrijfstak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oligopolie

A

Marktvorm met zo weinig aanbieders dat ze elkaar gedrag merkbaar beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Optimale productieomvang

A

Productieomvang waarbij de kosten per eenheid product het laagst zijn bij een gegeven productiecapaciteit (korte termijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Optimale bedrijfsomvang

A

Productieomvang waarbij de kosten per eenheid product het laagst zijn (lange termijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Overcapaciteit (in bedrijfstak)

A

Verschil tussen gezamenlijke capaciteit van alle ondernemingen in de bedrijfstak en de totale vraag in de markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Progressief variabele kosten

A

Variabele kosten die meer dan evenredig veranderen bij een verandering van productieomvang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Proportioneel variabele kosten

A

Variabele kosten die evenredig veranderen met een verandering van de productieomvang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Schaalvoordelen

A

Kostenvoordelen die ontstaan door productie op grotere schaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Substituut product

A

Product dat door een ander product kan worden vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vaste kapitaal goederen

A

Kapitaalgoederen die verschillende productieprocessen meegaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vlottende kapitaalgoederen

A

Kapitaalgoederen die tijdens het productieproces verbruikt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly