6_zenuwstelsel begrippen Flashcards
(61 cards)
Achterwortel
De achterste (sensibele) bundel axonen die aan het ruggenmerg ontspringt en samen met de voorwortel de ruggenmergzenuw vormt. We noemen deze wortel ook wel radix dorsalis nervi spinalis.
Afferent neuron
Zenuwcel die elektrische prikkels geleidt vanuit de zintuigcellen naar het centraal zenuwstelsel toe. Houdt het zenuwstelsel op de hoogte van wat er buiten en binnen het lichaam gebeurt. We noemen deze zenuwcel ook wel sensorisch neuron.
Axon
Lange uitloper van een neuron
Basale kernen
Eilandjes van grijze stof
Bloed-hersenbarrière
De haarvaten in de hersenen zijn slecht doorlaatbaar in vergelijking met de haarvaten in rest van het lichaam. Alleen water
Centraal kanaal
Kanaal in het ruggenmerg dat hersenvocht bevat.
Centraal zenuwstelsel
Dit deel van het zenuwstelsel bestaat uit de hersenen (grote en kleine hersenen
Centrale groeve
De ondiepe ruimte in de hersenschors die zich tussen de winding van het voorste deel en de winding van het achterste deel van de hersenhelft bevindt. De voorste helft bevat de motorische schors. De achterste helft bevat de sensorische schors. We noemen deze groeve ook wel sulcus centralis.
Centrum van Broca
Het motorische spraakcentrum; een speciaal schorsgebied dat een rol speelt bij de voortbrengen van taal. Het bevindt zich meestal in de linkerhersenhelft.
Centrum van Wernicke
Sensorisch spraakgebied dat het mogelijk maakt om taal te begrijpen. Het bevindt zich meestal in de linker hersenhelft.
Dendriet
Korte uitlopers van het cellichaam van een neuron die prikkels opvangt en naar het cellichaam geleidt.
Efferent neuron
Neuron dat elektrische prikkels van het centraal zenuwstelsel naar de inwendige organen (viscera)
Fissuren
Zeer diepe ruimtes in de grote hersenen. Deze bevinden zich tussen de twee hersenhelften en tussen de vier hersenkwabben.
Gemengde zenuw
Bundel van motorische en sensorische axonen. Geleidt elektrische prikkels vanuit het centrale zenuwstelsel naar de organen in het lichaam en vanuit het lichaam naar het centrale zenuwstelsel.
Grijze stof
Zenuwweefsel dat vooral uit cellichamen van neuronen bestaat.
Groeve
De ondiepe ruimte die zich tussen de windingen aan de buitenkant van de grote en de kleine hersenen bevindt. We noemen deze ruimte ook wel sulcus.
Grote hersenen
Dit deel van het zenuwstelsel bevindt zich aan het bovenste uiteinde van hersenen en bestaat uit twee hersenhelften (hemisferen). We noemen ze ook wel het cerebrum. Ze zijn groter dan de rest van de hersenen bij elkaar. Tijdens hun ontwikkeling groeien ze over de overige hersenen en liggen er als een soort koepel overheen.
Harde hersenvlies
Het buitenste hersenvlies
Hersenkern
Dit is een verzameling cellichamen van neuronen in het centraal zenuwstelsel. We noemen dit ook wel ganglion.
Hersenschors
De buitenste laag van de grote en kleine hersenen. Bestaat uit grijze stof en bevat vooral de cellichamen van neuronen. De buitenste laag van de grote hersenen stuurt vooral de ‘hogere’ functies aan. We noemen dit ook wel cortex cerebri.
Hersenstam
Dit onderdeel van het centrale zenuwstelsel geeft informatie door van de hersenen naar het lichaam en andersom. We noemen dit deel van de hersenen ook wel truncus cerebri. Hij bevat veel kleine kernen met grijze stof. Deze kernen spelen een rol in het reguleren van de vitale functies. Daarnaast heeft hij een belangrijke taak in het dempen of versterken van binnenkomende gevaarprikkels of pijnlijke prikkels.
Hersenventrikel
Normale
Hersenvliezen
Dit zijn bindweefselmembranen die het centraal zenuwstelsel bedekken en beschermen. Het CZS wordt bekleed door drie vliezen: het harde hersenvlies (dura mater)
Hersenvocht
Een waterige vloeistof die lijkt op bloedplasma. Het wordt aangemaakt in de hersenventrikels en stroomt naar de subarachnoïdale ruimte