6ADB Frans: Trajet 2 - Vocabulaire Flashcards
(29 cards)
1
Q
le bénévole/
la bénévole
A
de vrijwiliger
2
Q
le bénévolat
A
het vrijwilligerswerk
3
Q
de développement
A
de ontwikkeling
4
Q
le don
A
de gift
5
Q
l’engagement (m)
A
het engagement,
de inzet
6
Q
l’objectif (m)
A
het doel
7
Q
le soutien
A
de steun
8
Q
le témoignage
A
de getuigenis
9
Q
le volontaire
A
de vrijwilliger
10
Q
l’activité (f)
A
de activiteit
11
Q
l’association (f)
A
de vereniging
12
Q
la (bonne) cause
A
het (goede) doel
13
Q
la collecte
A
de omhaling, de inzameling
14
Q
la contribution
A
de bijdrage
15
Q
la fondation
A
de stichting
16
Q
la fraternité
A
de broederschap,
de vereniging,
de verbondenheid
17
Q
la générosité
A
vrijgevigheid
18
Q
caritatif / caritative
A
liefdadig
19
Q
défavorisé(e)
A
benadeeld,
minder begunstigd
20
Q
humanitaire
A
humanitair
21
Q
solidaire
A
solidair
22
Q
volontaire
A
vrijwillig
23
Q
collecter
A
inzamelen
24
Q
récolter
A
inzamelen
25
se mobiliser
zich mobiliseren
26
faire appel à
een beroep doen op
27
faire du bénévolat
vrijwilligerswerk doen
28
faire un don
een gift doen
29
mettre sur pied
op touw zetten