FMH Thema 5 Flashcards

1
Q

In welke twee categorien kun je de rugklachten indelen?

A
  1. specifieke lage rugklachten

2. aspecifieke lage rugklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke twee categorien kun je de specifieke lage rugklachten indelen?

A
  1. Serious

2. Non-serious

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel procent van de rugklachten is aspecifiek?

A

90 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel procent van de rugklachten is specifiek non serious?

A

8 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de kenmerken van een radiculopathie?

A
  1. unilaterale pijn in een been
  2. Pijn straalt in het algemeen uit tot voet/tenen
  3. Niet alleen discogeen van oorsprong
  4. Paraesthesie, sensibiliteitsstoornis
  5. Neuromeningeale prikkeling (afgenomen SLR, slump)
  6. Motorische, sensibele of reflexfunctie afname (passend bij 1 segment)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de kenmerken van een ernstige pathologie?

A
  1. onder de 20 jaar en boven de 55 jaar
  2. Trauma
  3. constante progressieve pijn, onafhankelijk van belasting
  4. Pijn thoracaal
  5. Voorgeschiedenis
  6. aanhoudende ernstige flexiebeperking
  7. Koorts
  8. Onverklaard gewichtsverlies
  9. Blaasdisfunctie
  10. Extrasegmentale neurologie
  11. structurele deformiteiten
  12. Klapvoet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke indeling staat er in de richtlijn nekpijn?

A

Graad 1: ik heb pijn in mijn nek, maar kan eigelijk bijna alles. Ik ben helemaal gezond
Graad 2: Ik heb nekpijn en kan heel veel dingen echt niet. Ik ben fors beperkt in mijn doen. Ik ben verder helemaal gezond
Graad 3: Ik heb pijn in mijn nek en uitstraling in mijn arm. Ik heb ook tintelingen in mijn duim. Ik ben verder gezond.
Graad 4: ik heb heftige pijn die niet bewegingsafhankelijk is. Ik slaap niet van de pijn. Ik ben ook afgevallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe behandelt de fysiotherapeut een patient met graad 3 nekpijn?

A

doorverwijzing naar de huisarts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe behandelt de fysiotherapeut een patient met graad 4 nekpijn?

A

Ernstige pathologie CWK ==> doorverwijzing naar huisarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de specifieke rode vlaggen bij nekpijn.

A
  1. symptomen van infectie
  2. risicofactoren voor infectie (bijvoorbeeld HIV)
  3. Trauma in verleden
  4. Corticosteroiden gebruik
  5. maligniteit in het verleden, >50jaar, onvoldoende resultaat in eerdere behandeling, onverwacht gewichtsverlies, duizeligheid, misselijkheid, braken
  6. Heesheid en slikproblemen
  7. Neurologische symptomen in de ledematen
  8. cerebrovasculaire symptomen en gebruik van anti-stollingsmiddelen
  9. cardiovasculaire risicofactoren of TIA in verleden
  10. Pinpointed hoofdpijn, ochtendbraken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem de psychosociale context in termen van interne en externe factoren volgens ICF

A

Omgevingsfactoren (E1 tm E5)

Interne factoren worden niet geclassificeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Benoem de psychosociale context in termen van interne en externe factoren volgens Thim

A

externe factoren: e1 tm e5

interne factoren b1 (mentale functies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ziekteperceptie?

A

Gedachten die optreden naar aanleiding van een ziekte of een fysieke klacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem de gele vlaggen voor aspecifieke lage rugpijn

A

alle psychische redenen om iets niet te doen, om angst te hebben oid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de definitie van mechanische instabilliteit?

A

Onvermogen van de wervelkolom om krachten te weerstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de definitie van klinische instabiliteit

A

klinische gevolgen van een neurologische stoornis en/of pijn

17
Q

Van welke drie systemen is de stabiliteit van de wervelkolom afhankelijk?

A
  1. Neurale systeem (zenuwen en CZS)
  2. Passieve systeem (wervels, disci en ligamenten)
  3. systeem (spieren en pezen)
18
Q

Welke spiersystemen zitten er in de rug?

A
  1. Lokale spiersysteem

2. Globale spiersysteem

19
Q

Wat zijn de kenmerken van het lokale spiersysteem?

A
  1. Diep gelegen
  2. Overbruggen 1 of enkele wervels
  3. Kleine momentsarm
  4. Controle van kleine intervertebrale bewegingen
  5. Contractie onafhankelijk van bewegingsrichting
  6. Proprioceptieve input
20
Q

Noem drie voorbeelden van lokale spieren

A

mm. multifidi
m. transversus abdominis
mm. intertransversarii

21
Q

Wat zijn de kenmerken van het globale spiersysteem?

A
  1. Oppervlakkig gelegen
  2. Overbruggen veel wervels
  3. Grote momentsarm
  4. Maken grotere bewegingen in de wervelkolom
  5. Contractie afhankelijk van bewegingsrichting
  6. Proprioceptieve input
22
Q

Noem 3 voorbeelden van globale spieren

A
  1. M. rectus abdominis
  2. m. obliquus externus
  3. m. erector spinae
23
Q

Wat houdt het motor control impairment in?

A

Het blijkt dat patienten met chronisch lage rugklachten vaak een veranderd motorisch aanspanningspatroon hebben.

24
Q

Wat is gowers sign?

A

Het “omhoog lopen” met de handen naar neutrale positie

25
Q

Wat zijn de clinical prediction rules?

A
  1. Geschreven door Hicks et al.
  2. Bestaan uit 4 voorspellers (leeftijd boven de 40, normale slr, abberante bewegingen, positieve prone instabiliteits test)
  3. Scoort een patient positief op 3 van de 4? ==>stabiliteitstraining
  4. Is niet diagnostisch en de richtlijn beveelt het niet aan.