Scepticisme Flashcards

1
Q

Wie waren de belangrijkste vertegenwoordigers van de Academische Sceptici?
En wat waren de kenmerken van deze school?

A

In de 3e eeuw v. Chr. Wordt de Platoonse Academie sceptisch.

  • Grondlegger Sceptische Academie: Arcesilaüs (3e eeuw voor Chr.)
  • Belangrijkste vertegenwoordiger: Cicero (106-43 v.Chr.)

• Polemisch scepticisme (tegen Stoa en Epicurisme)
• Gebruikmakend van argumenten v/d
tegenstander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat was de kritiek die de Academici leverden op de Stoa?

A

De Academici vallen de Stoa op eigen gronden aan:
1. Wijzen stemmen slechts cognitieve indrukken toe (Stoïsche premisse)
2. Een indruk x is cognitief als
(A) - x voortkomt uit wat is &
(B) - x wordt afgestempeld exact overeenkomstig wat is &
(C) - x zodanig is dat het nooit uit iets niet-zijnds had kunnen voortkomen.

Maar: aan voorwaarde c is niet te voldoen
(ononderscheidbaar-argument)

De Stoa zou moeten concluderen:
- Wijzen stemmen nooit toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie waren de Pyrrhoonse sceptici? En hoe verschillen zij van de Academici?

A
  • Komen op wanneer Academie weer ‘dogmatisch’ wordt
  • Pyrrho (ca. 360-270 v. Chr)
  • Belangrijke vertegenwoordiger: Sextus Empericus (ca. 150-220 n.Chr)
  • Scepticisme als levenshouding
  • Kern bestaat in opschorting (epochê) van oordeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat hield de sceptische opschorting (epochê) in?

A

Epochê = letterlijk ‘je inhouden’

  • je schort je oordeel op
  • dit doe je omdat alle opties even sterk lijken (isosthenie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ontstaat isosthenie?

A
  • Veroorzaakt door diaphônia (onenigheid)
  • Deze kan al voorhanden zijn of geconstrueerd worden
  • Sceptische kunde is precies het vermogen diaphônia te construeren. -> d.m.v. de modi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn modi/tropen

A

argumentatieschema’s die zorgen voor opschorting. Het zijn strategieën om tegen elke bewering een andere, even sterke te zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het gevolg van epochê? Wat volgt er uit epochê?

A

Ataraxia (onverstoorbaarheid)

  • Niet verontrust door overtuigingen over goed en kwaad
  • Dit is het geluk; de reden waarom je überhaupt waarheid wilde!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ziet het proces van de sceptische epochê eruit?

A

Diaphônia (onenigheid) –> Epochê (opschorting) –> Ataraxia (onverstoorbaarheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de modi van Agrippa?

A
  1. Onenigheid
  2. Regressie ad infinitum
  3. Relativiteit
  4. Hypothese
  5. Wederzijdsheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de vier oriëntatiepunten van de sceptici?

A
  1. Natuur
  2. Gevoel
  3. Wetten/gebruiken
  4. Kunde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly