8.4 Medische verzorging Flashcards

1
Q

de arts

A

der Arzt, die Ärzte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oplossen

A

auflösen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Los het tablet op in een glas water

A

Lösen Sie die Tablette in einem Glas Wasser auf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opzoeken, bezoeken

A

aufsuchen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik geloof dat ik maar eens naar de dokter moet

A

Ich glaube, ich muss mal einen Arzt aufsuchen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de behandeling

A

die Behandlung, die Behandlungen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de dokter

A

der Doktor, die Doktoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verwijderen

A

entfernen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mankeren

A

fehlen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat mankeer je?

A

Was fehlt dir?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het gips

A

der Gips

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het ziekenhuis

A

das Krankenhaus, die Krankenhäuser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de verpleekundige (man)

A

der Krankenpfleger, die Krankenpfleger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de verpleegkundige

A

die Krankenschwester, die Krankenschwestern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de kruk

A

die Krücke, die Krücken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kunstmatig

A

künstlich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hij heeft een kunstheup gekregen

A

Er hat eine künstliche Hüfte bekommen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het medicijn

A

das Medikament, die Medikamente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Mijn medicijnen zitten in de koffer

A

Meine Medikamente sind im Koffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de geneeskunde, de medicijnen

A

die Medizin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Ze studeert geneeskunde in Tübingen

A

Sie studiert Medizin in Tübingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

medisch

A

medizinisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De medische zorg is hier goed

A

Die medizinische Versorgung ist hier gut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het middel

A

das Mittel, die Mittel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hebt u een middel tegen hoofdpijn?

A

Haben Sie ein Mittel gegen Kopfschmerzen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

nodig

A

nötig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Ik laat me alleen opereren als het ook echt nodig is

A

Ich lasse mich nur operieren, wenn es auch wirklich nötig ist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

de operatie

A

die Operation, die Operationen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

opereren

A

operieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

de patiënt

A

der Patient, die Patienten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

de pleister

A

das Pflaster, die Pflaster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

de zorg, de verpleging

A

die Pflege

33
Q

Hier krijgt de patiënt de beste zorg

A

Hier bekommt der Patient die beste Pflege

34
Q

verzorgen, verplegen

A

pflegen

35
Q

In deze kliniek werd mijn oma verpleegd

A

In dieser Klinik wurde meine Oma gepflegt

36
Q

de pil (vaak: de anticonceptiepil)

A

die Pille, die Pillen

37
Q

Gebruik jij de pil?

A

Nimmst du die Pille?

38
Q

de praktijk

A

die Praxis, die Praxen

39
Q

De praktijk van onze arts is aan de overkant

A

Die Praxis von unserem Arzt is im Haus gegenüber

40
Q

redden

A

retten

41
Q

de rolstoel

A

der Rollstuhl, die Rollstühle

42
Q

slikken

A

schlucken

43
Q

Ik moet elke dag vier verschillende pillen slikken

A

Ich muss jeden Tag vier verschiedene Tabletten schlucken

44
Q

de specialist

A

der Spezialist, die Spezialisten

45
Q

het tablet, de pil

A

die Tablette, die Tabletten

46
Q

de therapie

A

die Therapie, die Therapien

47
Q

onderzoeken

A

untersuchen

48
Q

het onderzoek

A

die Untersuchung, die Untersuchungen

49
Q

het verband

A

der Verband, die Verbände

50
Q

Het verband is los gaan zitten

A

Der Verband hat sich gelöst

51
Q

werken

A

wirken

52
Q

Dit medicijn werkt heel goed tegen pijn

A

Dieses Medikament wirkt sehr gut gegen Schmerzen

53
Q

de (uit)werking, het effect

A

die Wirkung, die Wirkungen

54
Q

de tandarts

A

der Zahnarzt, die Zahnärzte

55
Q

besmettelijk

A

ansteckend

56
Q

medisch, dokters-

A

ärztlich

57
Q

De doktersbehandeling was zonder succes

A

Die ärztliche Behandlung war erfolglos

58
Q

activeren

A

aktivieren

59
Q

Lichamelijke bezigheden zullen uw bloedsomloop activeren

A

Körperliche Tätigkeiten werden Ihren Kreislauf aktivieren

60
Q

het bejaardentehuis

A

das Altersheim, die Altersheime

61
Q

het antibioticum

A

das Antibiotikum, die Antibiotika

62
Q

het medicijn

A

das Arzneimittel, die Arzneimittel

63
Q

De ontwikkeling van nieuwe medicijnen is heel duur

A

Die Entwicklung neuer Arzneimittel ist sehr teuer

64
Q

opbrengen, aanbrengen

A

auftragen; trägt auf, trug auf, hat aufgetragen

65
Q

Breng de zalf niet te dik aan

A

Tragen Sie die Salbe nicht zu dick auf

66
Q

de bevindingen, het resultaat

A

der Befund, die Befunde

67
Q

Het resultaat krijgt u over een week

A

Den Befund erhalten Sie in einer Woche

68
Q

Wilt u een verdoving voor het boren?

A

Möchten Sie eine Betäubung vor dem Bohren?

69
Q

de ingreep

A

der Eingriff, die Eingriffe

70
Q

de kliniek

A

die Klinik, die Kliniken

71
Q

de zorgzekeraar, de (basis)zorgverzekering

A

die Krankenkasse, die Krankenkassen

72
Q

Hellas wordt dat niet door de zorgverzekering betaald

A

Leider wird das nicht von der Krankenkasse bezahlt

73
Q

het laboratorium

A

das Labor, die Labors

74
Q

de bijwerking

A

die Nebenwirkung, die Nebenwirkungen

75
Q

Over bijwerkingen kun je alles in de bijsluiter lezen

A

Über Nebenwirkungen kannst du alles im Beipackzettel lesen

76
Q

de verzorging

A

die Versorgung

77
Q

werkzaam

A

wirksam

78
Q

Het werkzame bestanddeel in hoestsiroop is meestal alcohol

A

Der Wirksame Bestandteil in Hustensaft ist meistens Alkohol

79
Q

de samenstelling

A

die Zusammensetzung, die Zusammensetzungen