Week 3 Flashcards

1
Q

Wat is symbolisch interactionisme?

george herbert mead

A

gesprekken als sociale activiteit

sociale gemeenschap, waarin de ander de generalized other is

wederzijdse afstemming en anticipatie

taal is de sociale institutie

de regels voor taalgebruik zijn gedeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waaruit bestaat een taalhandeling?

A

locutionare handeling (klanken)

propositionele handeling (communicatief effect)

illocutionare handeling (s heeft bepaalde bedoeling met de uiting)

perlocutionare handeling (effect bij de luisteraar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat verstaan we onder de geslaagdheidsvoorwaarden?

A

voorbereidende voorwaarden: de aanvaardbaarheid kan gerechtvaardigd worden

propositionele inhoudsvoorwaarde: alle mogelijke p’s

oprechtheidsvoorwaarde: s gelooft dat p

essentiële voorwaarde: een bewering geldt als het uiten van P volgens S overeenkomt met de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een conventioneel koppel?

A

de verwachte perlocutionaire handeling, zoals bij argumenteren, overtuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke twee niveau’s heeft een indirecte taalhandeling?

A

de vraag naar het capabel zijn om de handeling te doen

het verzoek om het te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de vier stelregels/maximen van Grice voor samenwerkingsbeginsel?

A

wees duidelijk (stijl)

wees eerlijk (kwaliteit)

wees efficiënt (kwantiteit)

wees ter zake/relevant (relatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar kan sprake van zijn wanneer iemand zich niet aan het samenwerkingsbeginsel houdt?

A

iemand bedoelt iets dubbelzinnigs (ironisch of sarcastisch)

het is een afwijzing van het onderwerp

iemand is geen capabele gesprekspartner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke kritiek is er vanuit CA op DA betreft de taalhandelingstheorie?

A

TH zou slechts uit gaan van één functie per uiting (niet waar ivm juist indirectheid)

TH gaat uit van een afzonderlijke zin als drager van de taalhandeling, terwijl die best uit meerdere zinnen zou kunnen bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn aangrenzende paren?

A

twee uitingen die achtereenvolgens door verschillende spreker worden geuit, die bij elkaar horen

vraag - antwoord
groet - wedergroet

De specifieke relatie tussen eerste en tweede paardeel van een aangrenzend paar bestaat erin dat in het eerste paardeel een bepaalde communicatieve handeling wordt verricht waarmee de spreker een bepaald interactioneel effect probeert te bereiken, en dat in het tweede paardeel de luisteraar laat weten in hoeverre de handeling van de spreker communicatief en interactioneel geslaagd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer is een paardeel wel of niet geprefereerd?

A

Bij een geprefereerd paardeel is er wel een instemming, en bij een niet-geprefereerd paardeel geen instemming.

Beleefdheid is een belangrijke reden waarom iemand indirect zou zijn. Wanneer iemand’s ‘face’ bedreigd wordt door het geprefereerde paardeel, kan alsnog een zin die afleidt van het eerste paardeel geprefereerd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de verschillende soorten expansies/sequenties?

A

pre expansie = er voor

basis expansie = daadwerkelijke vraag

insertie / ingebedde expansie = vraag tussendoor + antwoord

post expansie = erna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke twee soorten repair zijn er als post sequentie?

A

herstel van de interactie

herstel van het begrijpen van het woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly