GM Lijst I Flashcards

1
Q

Acetylcholine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Muscarinerg en nicotinerg agonist
  2. Myasthenia Gravis?
  3. Cardiale inhibitie, ↑ kliersecretie, miosis, ↑ GIS motiliteit
  4. Snelle inactivatie via AChE

Nw: braken, diarree, bronchoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Theofylline

A
  1. A1 (↓cAMP) antagonist
  2. COPD en Astma (niet eerste lijn)
  3. Bronchodilatatie, + inotroop
  4. !!! Onderhevig aan CYP-interacties en nauw therapeutisch marge (gemakkelijk pro-aritmisch) → geen eerste lijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cocaïne

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Inhibitie heropname NA
  2. /
  3. Tachycardie, ↑BD
  4. /
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Etanercept

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Anticytokine tegen TNFa
  2. /
  3. DMARD: Verbetering van symptomen, inhibitie van het inflammatoir proces, vertragen progressie van de ziekte
  4. /
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Azathioprine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Inhibitie DNA synthese
  2. AIZ, transplantatie, GVH disease
  3. Inhibitie van de novo synthese van purines: ↓ proliferatie van T en B-cellen

Immunosuppressiva
4. Omzetting naar actieve metaboliet t6-mercaptopurine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Atropine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Muscarine antagonist (competitief)
  2. Premedicatie anesthesie, pupilverwijding, GI hypermobiliteit
  3. Tachycardie, ↓ kliersecretie, mydriasis, ↓ GIS motiliteit, verslapping GSC (bronchi, urineweg, galweg
  4. Wazig zicht bij pupilverwijding door accomodatieverlamming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Desipramine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Inhibitie heropname NA
  2. /
  3. Tachycardie, aritmieën, centrale effecten
  4. Tricyclische antidepressiva
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Prostacycline (PGI2)

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. IP
  2. /
  3. ↑cAMP en werkt inhiberend

Vasodilatatie

↓ plaatjesaggregatie

 Stimuleert nierperfusie (patiënten met hartfalen)
4. /
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dobutamine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. β1 agonist
  2. Cardiogene shock, AV geleidingsblok
    • inotroop

Samen met dopamine: ↑ GFR
4. Aritmieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Atracurium

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Nicotine antagonist (competitief
  2. Spierverlamming bij anesthesie
  3. Transiënte hypotensie, spierverlamming (transmissie blokkade)
  4. Contra-indicatie: Myasthenia gravis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Atenolol

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. β1 blokker
  2. Hypertensie, angina pectoris
  3. Vasodilatatie, ↓HR, ↓ CO
  4. β2 blok toch mogelijk: bronchoconstrictie, koude extremiteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Adenosine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. A1 + A3 (↓cAMP)

A2 (↑cAMP)

(G gekoppeld)

  1. Aritmieën
  2. Vasodilatatie, bronchoconstrictie, - inotroop, anti-aritmisch
  3. EC mediator: belang bij ischemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cimetidine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. H2 antagonist
  2. /
  3. ↓ maagzuursecretie
  4. Remt afbraak van warfarine, theofylline, en fenytoïne [Cyp-inhibitor]
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Basiliximab

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Antilichaam tegen IL-2R
  2. AIZ, transplantatie, GVH disease
  3. Immunosuppressiva
  4. Gehumaniseerde muizen Mab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pindolol

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. β1, β2 (Partiële agonist)
  2. /
  3. HR ↑ in rust

HR ↓ bij inspanning
4. ↓ nw in rust

B blokker met intrinsieke b agonist activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hirudine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Inhibitie actieve centrum trombine + inactivatie fibrinogeen (bivalent)
  2. DVT en longembolie behandeling en preventie

Preventie van trombo-embolie bij VK-fibrillatie

  1. /
  2. Nauw therapeutische marge: ↑ risico bloeding

Weinig immunogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Leukotrieen B4

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. /
  2. /
  3. Adhesie en activering van polymorfonucleairen en monocyten

↑ cytokineproductie

Mediator in ontsteking
4. /

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Vitamine K

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. /
  2. Overdosis OAC of bij hemorragische ziekten van neonaat
  3. Nodig voor aanmaak van SF: coagulatie
  4. Toediening kan parenteraal of po (samen met galzure zouten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Allopurinol

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Inhibitie van xanthine oxidase
  2. Jicht
  3. Remt de synthese van urinezuur
  4. Vertraagt de afbraak van bepaalde gm via CYP inhibitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Promethazine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. H1 antagonist
  2. Sedatieve (kinderen met allergieën voor het slapen)

Reisziekte

  1. Sterk anticholinergisch, sterk sederend, sterk anti-emetisch
  2. 1ste generatie: competitieve → kunnen andere receptoren bezetten

Droge mond, dysurie, hart kloppingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Fysostigmine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Cholinesteraseremmer (indirecte parasympathicomimetica) AChE-R
  2. Glaucoom (in oogdruppel voor lokaal effect)
  3. /
  4. Indien extreme CZS stimulatie: convulsies, bewustloosheid en ademstilstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

PGD2

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. DP
  2. /
  3. Vasodilatatie

↓ plaatjesaggregatie
4. /

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Cyclosporine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Inhibitie cyclofiline

Calcireunine remmer

  1. Orgaantransplantatie
  2. Onderdrukt transcriptie van IL-2 gen

Immunosuppresie. geen onderdrukking van hematopoese
4. Nefrotoxiciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Heparine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Activatie van anti-trombine III
  2. /
  3. Anticoagulantia
  4. Geen absorptie in GIS door grootte en lading → i.v. of s.c.

Verzadigingskinetiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Isoprenaline

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. β1, β2 agonisten
  2. AV-geleidingsblok
  3. Tijdelijk tot elektrische stimulatie van hartritme
  4. /
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Carbamazepine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A

Het is een anti-epilepticum

Cyp-inducer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Ipratropiumbromide

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Muscarine antagonist
  2. Astma, reflectaire bronchoconstrictie
  3. Verslapping gladde spiercellen van bronchiën
  4. Inhalatie bij bronchospasmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Warfarine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Vit K-reductase antagonist
  2. /
  3. Antistollingsmiddel

↓ aanmaak SF
4. Verdringing mogelijk door hoge concentraties aspirine!!! Nauwe therapeutische marge!!!

!!! Contra-indicatie bij zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Leflunomide

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Inhibitie van proliferatie en cytokineproductie door geactiveerde T-cellen
  2. /
  3. Verbetering van symptomen, inhibitie van het inflammatoir proces, vertragen progressie van de ziekte
  4. /
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Streptokinase

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. EZ dat klonters afbreekt (komt van bact streptococcus)
  2. Myocardinfarct, trombotisch herseninfarct, DVT, longembolie
  3. Activatie van plasminogeen: niet stolsel gericht
  4. ANTIGEEN

Vorming van kinines: bloeddruk ↓

AL tegen streptokokken kan activiteit doen dalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

TNFa antagonist

A

Zie Etanercept en infliximab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

t-PA

A

Zie alteplase en streptokinase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Infliximab

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Anticytokine tegen TNFa
  2. /
  3. DMARD: Verbetering van symptomen, inhibitie van het inflammatoir proces, vertragen progressie van de ziekte
  4. /
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Carbidopa

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Hydrazinederivaat van DOPA
  2. Parkinsonisme
  3. Inhibeert DOPA decarboxylase
  4. Samen met Ldopa: minder perifere nw
35
Q

Tromboxaan A2

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. TP
  2. /
  3. Vaso- en bronchoconstrictie

Stimuleert plaatjesaggregatie: afgifte van granulen + verlaagt de drempel voor activatie
4. /

36
Q

ATP

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. P2X (ionenkanalen) en P2Y (G gekoppeld) agonist
  2. /
  3. /
  4. IC en EC mediator
37
Q

Alteplase

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Enkelketen recombinant t-PA: activatie van plasminogeen
  2. Myocardinfarct, herseninfarct, DVT, longembolie…
  3. Stimulatie fibrinolyse
  4. Ernstige bloedingen thv GIS en hersenen mogelijk
38
Q

Ondansetron

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. 5-HT3 antagonist
  2. Braken bij chemotherapie
  3. ↓ braken
  4. /
39
Q

Sumatriptan

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. 5-HT1D agonist
  2. Migraine
  3. Vasoconstrictie
  4. !!! Contra-indicatie bij coronaire lijden → vasoconstrictie → ↓O2 + hartproblemen
40
Q

Organische nitraten

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. NO -donor
  2. Angina pectoris
  3. Vasodilatatie
  4. /
41
Q

Tyramide

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Competitie NA (indirect werkende sympathicomimetica)
  2. /
  3. ↑ vrijstelling NA
  4. /
42
Q

Hyoscine (scopolamine)

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Muscarine antagonist (competitief)
  2. Wagenziekte, braken bij reisziekte
  3. /
  4. /
43
Q

Rivaroxaban

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Xa inhibitie
  2. DVT en longembolie behandeling en preventie

Preventie van trombo-embolie bij VK-fibrillatie

  1. Antistollingsmiddel
  2. ↑ leverenzymen

Bloeding: door CYP3A4 afgebroken dus interacties mogelijk

44
Q

PGF2α

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. FP
  2. /
  3. Contractie uterus
  4. /
45
Q

Ergometrine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. 5-HT1, α
  2. Postpartum bloedingen
  3. Contractie baarmoeder
  4. /
46
Q

Cinnarizine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. 1ste generatie competitieve H1 agonist
  2. Reisziekte
  3. Anti-cholinerge effecten: Licht sederend, licht anticholinergisch, sterk anti-emetisch
  4. /
47
Q

Amfetamine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Competitie NA (indirect werkende sympathicomimetica
  2. /
  3. ↑ vrijstelling NA
  4. /
48
Q

PGE2

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. EP1-EP3
  2. /
  3. Pro-inflammatoir, Anti-inflammatoir bij hoge concentraties
  4. Werkingen afh van receptor, zie SV
49
Q

Carbachol

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Muscarine + nicotine agonist
  2. /
  3. Cardiale inhibitie, ↑ kliersecretie, miosis, ↑ GIS motiliteit
  4. Bestand tegen AChE

Nw: braken, diarree, bronchoconstrictie

50
Q

Abciximab

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. GPIIb/IIIa receptor antagonist
  2. -
  3. Anti-aggregatie
  4. Risico bloedingen ↑

Antilichaam vorming

51
Q

Natriumcromoglycaat

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Indirect werkende H1 antagonist
  2. Profylactisch actief bij allergische reacties
  3. Mogelijke stabilisatie van mestcellen en remmen dus de vrijstelling van his + mediatoren
  4. /
52
Q

Sirolimus

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Inhibitie FKBP (transcriptiefactor)
  2. Orgaantransplantatie, GVH disease….
  3. Inhibitie celgroei, proliferatie en eiwitbiosynthese
  4. Zie Immunosuppressiva

aka rapamycine (mtor inhinitor ) –> IL-2 daling

53
Q

Celecoxib

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Competitieve reversibele antagonist COX2
  2. Chronische pijn
  3. Analgetisch, anti-inflammatoir, antipyretisch
  4. Minder nw dan bij andere NSAIDs maar ↑ cardiovasculaire risico na >18maanden gebruik
54
Q

Prazosine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. α1 antagonist
  2. Hypertensie
  3. BD ↓, pupilverwijding geen cycloplegie
  4. Orthostatische hypotensie, minder reflex tachycardie, perifeer oedeem, ejaculatiestoornissen
55
Q

5-Hydroxytryptamine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. 5-HT
  2. (Migraine, angst)
  3. ↑ GI-motiliteit, braken, plaatjes aggregatie, prikkelen van pijngevoelige zenuwen, hallucinaties, slaperigheid
  4. /
56
Q

Neostigmine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Cholinesteraseremmer
  2. Myasthenia Gravis
  3. Beëindigen transmissieblok
  4. Cholinerge Crisis mogelijk: (Wazig zicht, speekselvloed, GIS-krampen) tegengaan met atropine
57
Q

Metoclopramide

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. 5-HT4 agonist

DopamineR antagonist

  1. Migraine, nausea
  2. Neuronale excitatie, GI-motiliteit ↑
  3. /
58
Q

Colchicine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. /
  2. Acuut jichtaanval
  3. Migratie van leukocyten in de gewrichten tegengaan: dissociatie van microtubuli in neutrofielen
  4. Nauwe therapeutische marge: nausea, braken en diarree (limiterende factor bij hogere dosis)
59
Q

Glucocorticoïden

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. /
  2. Substitutietherapie: addison

Transplantatie

AIZ (auto-imuun ziektes) Combitherapie) Kanker

  1. Inhiberen het tot expressie brengen van iNOS ↓ vrijstelling arachidonzuur uit fosfolipiden (door aanmaak annexine-1) ↓ expressie COX2 en IL-2 ↓ LT synthese
  2. Immunosuppressief

Osteoporose, huid- en spieratrofie

Groeiremming kind

Hoge dosis: ↑ bd

60
Q

Adrenaline

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. α1, α2, β1, β2 agonist
  2. Lokale anesthetica, acute anafylactische reactie, hartstilstand
  3. Vasoconstrictie, bronchodilatatie
  4. /
61
Q

Dabigatran

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Competitieve remmer van actieve centrum trombine (univalent)
  2. Antistollingsmiddel
  3. DVT en longembolie behandeling en preventie

Preventie van trombo-embolie bij VK-fibrillatie
4. Geen specifieke antidota

62
Q

Molsidomine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. NO-donor
  2. Angina pectoris
  3. Vasodilatatie
  4. /
63
Q

Pilocarpine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Muscarine agonist
  2. Glaucoom (oogdruppels
  3. Miosis
  4. Geringe activiteit in hart en GIS
64
Q

Acetylsalicylzuur (Aspirine)

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Irreversibele COX-enzym inhibitor
  2. Myocardinfarct (behandeling en preventie), hoog risico voor occlusieve vaatziekten (onstabiele angina), cardiovasculaire risicopatiënten
  3. Lage dosis: COX1 inhibitie thv bloedplaatjes → antitrombotisch

Hoge dosis: anti-inflammatoir, analgetisch, antipyretisch
4. Risico bloedingen ↑

Hoge dosis: kan warfarine verdringen van zijn plaats op plasma ew

65
Q

Dipyridamol

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Adenosine heropname inhibitie

Remming FDE

  1. Secundaire preventie na TIA
  2. Vasodilatatie,

cAMP ↑à plaatjesaggregatie ↓
4. /

66
Q

Methotrexaat

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Foliumzuur antagonist
  2. /
  3. Lagere dosissen remmen metabolisme van adenine nucleotiden: ↓ secretie pro-inflammatoire cytokines en ↑ afgifte anti-inflammatoire cytokines

Inhibitie t cel proliferatie
4. Het is een DMARD

67
Q

Ibuprofen

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Competitieve inhibitie COX1 en COX2
  2. Koorts, acute pijn
  3. Lage dosis: analgetisch

Hoge dosis: analgetisch, anti-inflammatoir, antipyretisch
4. Zie hs 11

68
Q

Zafirlukast

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Competitieve antagonist CysLT LTD4
  2. Profylaxie en chronische behandeling van astma
  3. Bronchodilatatie
  4. Leukotrieën antagonist
69
Q

Clopidogrel

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. P2Y12 agonist (anti ADP
  2. Myocardinfarct
  3. Plaatjesaggregatie ↓
  4. /
70
Q

ADP

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. P2Y12 (G gekoppeld)
  2. /
  3. Bloedplaatjes aggregatie
  4. /
71
Q

Salbutamol

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. β2 agonist
  2. Astma (inhalatie)
  3. Bronchodilatatie
  4. β1 activatie toch mogelijk: Tachycardie, aritmieën, tremor, vasodilatatie
72
Q

Clonidine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Selectieve α2 agonist
  2. Hypertensie
  3. BD ↓, inhibitie OS
  4. Orthostatische hypotensie + rebound
73
Q

Ethanol

Extra info

A

Het is een cyp inducer

74
Q

LMWH

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Versterkt binding van Xa door ATIII
  2. Preventie DVT en longembolie
  3. Minder vaak toedienen, beter voorspelbaar (zie heparine)
  4. /
75
Q

Leukotrieen C4 en leukotrieen D4

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. CysLT
  2. /
  3. Contractie van GSC in bronchie (astma!)

Vasodilatatie in bv behalve coronairen
4. Bronchoconstrictie bij astma

76
Q

Oxymetazoline

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. α1 agonist

Alpha2 partiele agonist

  1. Neus congestie
  2. Vasoconstrictie: secretie ↓
  3. Mogelijks chronisch verstopte neus bij te lang gebruik
77
Q

Efedrine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Competitie NA (indirect werkende sympathicomimetica)
  2. /
  3. ↑ vrijstelling NA
  4. /
78
Q

Cetirizine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. 2de generatie H1 antagonist
  2. Allergische reacties: urticaria, insectenbeten, overgevoeligheid voor geneesmiddelen
  3. ↓ vasopermeabiliteit, ↓ jeuk en pijn, ↓ vrijstelling NO
  4. Dringen minder door BHB dan 1ste generatie: ↓ sederende eigenschappen en minder anticholinergisch
79
Q

Propanolol

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. β1, β2 antagonist
  2. Hypertensie, angina pectoris, hartfalen, hartinfarct, aritmien
  3. /
  4. Bronchoconstrictie: β2

Risico hartfalen ↑

Hypoglycaemie (inhibitie glycogenolyse): gevaar diabetes!

Vermoeidheid: ↓CO β1 + ↓ doorbloeding ss β2

Koude extremiteiten: ↓ doorbloeding β2

Slaapstoornissen: nachtmerries (lipofiel)

Sterke 1° passage effect

80
Q

Paracetamol

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Onbekend: mogelijk COX3 in hersenen of NAPQI
  2. Koorts, acute pijn
  3. Analgetisch, antipyretisch
  4. Niet anti-inflammatoir: Geen echte NSAID

Zie hs 11

81
Q

Cortisol

(Hydrocortisone)

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. /
  2. /
  3. Natuur: stres respons

Zie Glucocorticoïden en hs 11
4. /

82
Q

Salicylzuur

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Reversibele inhibitie COX
  2. /
  3. /
  4. Minder effectief dan ASA (metaboliet van ASA)
83
Q

Fenylefrine

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. α1 agonist
  2. Miosis, Congestie neus
  3. Pupilverwijding
  4. Geen accomodatieverlamming zoals bij cholinerg systeem!
84
Q

Sildenafil (Viagra)

  1. Receptor
  2. Indicatie
  3. Effect/functie
  4. Nevenwerkingen/ info
A
  1. Inhibitie FDE-V
  2. Erectiestoornissen
  3. ↑ NO werking: vasodilatatie
  4. /