Inkomen uit roerend vermogen Flashcards

1
Q

Wat is het basisonderscheid bij roerende inkomsten?

A
  • Inkomsten = periodieke opbrengsten → Art. 17-22
  • Meerwaarde = realisatie van het vermogensbestanddeel → in beginsel onbelast, tenzij uitzondering in Wet
  • Sommige particulieren hebben 2 vermogens (eg. handelaars, vrije beroepers): een privaat en een beroepsmatig
    • Veronderstelling: particulier gaat zijn roerend vermogen privé beleggen: art. 37 is niet van toepassing.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke categorie bestaan roerende inkomsten?

A
  • Artikel 17: limitatieve opsomming van 5 categorieën: ““Inkomsten uit roerende goederen en kapitalen zijn alle opbrengsten van roerend vermogen aangewend uit welken hoofde ook, namelijk”:
    1. Dividenden
    2. Interesten
    3. Inkomsten uit verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen (royalty’s)
    4. Lijfrenten en tijdelijke renten
    5. Inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de algemene principes voor roerende inkomsten?

A
  • Roerende inkomsten worden niet geglobaliseerd
  • De PB op roerende inkomsten is in principe gelijk aan de roerende voorheffing (RV)
  • De RV wordt ingehouden door de debiteur van de RI (Belgische inkomsten) of door de tussenpersoon die in België de betaling verricht (buitenlandse inkomsten)
  • RV is bevrijdend
  • Indien geen RV = aangifte verplicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie is de schuldenaar van de roerende voorheffing?

A
  • Belgische inkomsten (art. 261, 1° WIB):
    • De in België gevestigde debiteur (natuurlijke persoon of rechtspersoon)
    • De in België gevestigde inrichting van een buitenlandse onderneming wanneer de inrichting de interesten/royalty’s als kost aftrekt
  • Buitenlandse inkomsten (art. 261, 2° WIB): eerste Belgische tussenpersoon die tussenkomt bij de uitbetaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het tarief van de roerende inkomsten?

A
  • Tarief RV = tarief personenbelasting
    • In de regel 30%, maar soms lagere tarieven (art. 269 io. art. 171 WIB)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer wordt de RV geheven?

A
  • Art. 267: toekenning of betaalbaarstelling incl. inschrijving op ten bate van de verkrijger geopende rekening (dwz. werkelijke juridische beschikbaarheid)
  • Maar ook “als rekening onbeschikbaar is met akkoord verkrijger”
  • Latere kwijtschelding schuld of terugvordering onwettige uitbetaling van dividend is irrelevant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zijn er vrijstellingen op de RV?

A
  • Vrijstellingen weinig relevant in de personenbelasting
    • Niet op dividenden en in regel niet op interest
    • Een aantal uitzonderlijke gevallen: art. 107 § 2, 7°, art. 111 en art. 112 KB/WIB
  • Maar: art. 21: niet als roerende inkomsten aangemerkte inkomsten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het bevrijdend karakter RV?

A
  • Uitgangspunt: art. 313, lid 1 WIB
    • “De aan de personenbelasting onderworpen belastingplichtigen zijn er niet toe gehouden in hun jaarlijkse aangifte in de voormelde belasting de inkomsten van roerende goederen en kapitalen, noch de in artikel 90, eerste lid, 6° en 11°, bedoelde inkomsten te vermelden waarvoor daadwerkelijk roerende voorheffing werd ingehouden of waarvoor een fictieve roerende voorheffing verrekenbaar is krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen, noch die welke krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen van de roerende voorheffing zijn vrijgesteld”
  • Beginsel is dus bevrijdende RV
    • Aantal uitzonderingen: oa. auteursrechten
  • Artikel 313, lid 2 WIB:
    • “De roerende voorheffing op de aldus niet aangegeven inkomsten wordt noch met de personenbelasting verrekend, noch terugbetaald”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn inkomsten die niet als RI beschouwd worden?

A
  • Inkomsten van gereglementeerde spaardeposito’s onder de grens van EUR 990 (AJ 2021) (art. 21, lid 1, 5°)
    • C-383/10, Commissie v België (arrest 6 juni 2013, gevolgd door wetswijziging) en C-580/15, Van der Weegen en Pot (arrest 8 juni 2017; nog geen wetswijziging)
  • Eerste schijf van dividenden van EUR 812 (AJ 2021) (art. 21, lid 1, 14°)
    • De “in artikel 18, eerste lid, 1° bedoelde dividenden” + geen dividenden van beleggingsvennootschappen, juridische constructies,…
  • Liquidatie- en inkoopboni van beleggingsvennootschap die in woonstaat belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht (art. 21, lid 1, 2°)
    • Uitzondering: art. 19bis en art. 19 § 1, 4° (cf. infra)
  • Interest op de eerste leningsschijf van EUR 15.860 (AJ 2021) in het kader van crowdfunding voor startende ondernemingen (art. 21, lid 1, 13°)
  • Geen RV verschuldigd + geen aangifteplicht voor deze inkomsten
    • Uitzondering voor dividenden onder de grens van EUR 812: toch RV verschuldigd (art. 261, lid 1, 1° en 2°) → verrekening/teruggave na aangifte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn dividenden?

A
  • Art. 18, lid 1, 1°: “Alle voordelen toegekend door een vennootschap aan aandelen en winstbewijzen hoe ook genaamd, uit welken hoofde en op welke wijze ook verkregen”
    • “Voordelen” moeten “opbrengsten van roerend vermogen” zijn in de zin van art. 17
    • “Vennootschap”: zie art. 2 § 1, 5° (Belgisch en niet-Belgisch)
    • “Aandelen en winstbewijzen”
      • Aandelen: dividend is vergoeding voor risicodragende kapitaalbelegging in een vennootschap die belegger recht geeft op deel van de winst van de vennootschap zonder enige garantie (ook niet op terugbetaling van kapitaal). Aard van het aandeel is irrelevant
      • Winstbewijzen: geen kapitaalinbreng, wel recht op deel van de winst (art. 7:58 WVV)
    • “Uit welke hoofde en op welke wijze ook”
      • Ruim: cash, natura, etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat met een kapitaalvermindering?

A
  • Art. 18, lid 1, 2°: dividenden omvatten ook terugbetalingen van kapitaal, met uitzondering van terugbetalingen van gestort kapitaal verkregen ter uitvoering van een regelmatige overeenkomstig de bepalingen van het WVV (of gelijkaardige bepalingen van buitenlands recht)
  • Terugbetaling van gestort kapitaal = terugbetaling van de inbreng van de AH → geen belastbaar inkomen
    • Art. 184 WIB: “gestort kapitaal” = deel van het kapitaal dat werkelijk is gestort, voor zover er geen vermindering heeft plaatsgevonden
  • Onregelmatige kapitaalvermindering
    • I.e. niet “ter uitvoering van een regelmatige beslissing van de vennootschap overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen”
    • = Dividend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat met inkoop- en liquidatieboni?

A
  • Art. 18, lid 1, 2°ter: liquidatie van vennootschappen en inkoop eigen aandelen
  • Liquidatie → Art. 209 WIB: wanneer het maatschappelijk vermogen van een vennootschap wordt verdeeld tgv. ontbinding, wordt als een uitgekeerd dividend aangemerkt het positieve verschil tussen de uitkeringen en de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal
    • D.w.z. bij liquidatie krijgt de aandeelhouder zijn kapitaalinbreng onbelast terug ó het excedent is belastbaar dividend
    • Geldt voor liquidatie van Belgische en buitenlandse vennootschappen
  • Inkoop → Art. 186 WIB: wanneer een vennootschap op enige wijze eigen aandelen verkrijgt, wordt als uitgekeerd dividend aangemerkt het positieve verschil tussen de verkrijgingsprijs of, bij ontstentenis daarvan, de waarde van die aandelen, en het gedeelte van het gerevaloriseerde gestorte kapitaal dat de verkregen aandelen vertegenwoordigen
    • Zowel voor Belgische als buitenlandse vennootschappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat met uitkeringen door “juridische constructies”?

A
  • Art. 18, lid 1, 3°: uitkeringen door “juridische constructies”
    • Maakt deel uit van de “Kaaimantaks” / “doorkijkbelasting”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat met onderkapitalisatie/excessieve interesten?

A
  • Artikel 18, lid 1, 4° WIB: fiscaal gemotiveerde onderkapitalisatie via een lening van de bedrijfsleider is het fiscaal interessanter.
  • Reactie wetgever: FICTIE → excessieve interest = dividend
    • Dubbel gevolg: niet aftrekbaar voor de vennootschap + RV tarief interest ipv dividend (maar tarief voor beide is nu 30%)
  • Van toepassing op interest op “voorschotten”, i.e. geldleningen van aandeelhouder/bestuurder en familie (= “besmette leningen”)
    • Uitzondering:
      1. Openbaar beroep spaarwezen,
      2. Geldlening aan coöperatieve vennootschap
      3. Geldlening vanwege Belgische vennootschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Is er een uitzondering voor de onderkapitalisatie voor rekening courant in het kader van artikel 18?

A
  • Nee, geen uitzondering: inschrijving kan RC geldlening uitmaken: Cass. 16 november 2006:
    • Verder verfijnd door Cass. 4 september 2009: inschrijving op RC “kan” geldlening uitmaken maar dit is “niet noodzakelijk” het geval. Hangt van de onderliggende feiten af. Een verkoop van activa door AH aan de vennootschap tegen schuldig gebleven prijs is in principe geen geldlening, want geen materiële overdracht van fondsen aan vennootschap onder verplichting soortgelijke goederen op termijn terug te geven (art. 1892 BW)
    • Verdere verduidelijkingen in Cass. 20 mei 2010, 15 oktober 2010 en 11 maart 2011 (P.M.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de grenzen voor onderkapitalisatie?

A
  • 2 alternatieve grenzen:
    1. Ratio schuld/fiscaal eigen vermogen (debt/equity ratio) 1/1
      • Totaal besmette leningen (schuld) is hoger dan som van belaste reserves begin belastbaar tijdperk + gestort kapitaal einde belastbaar tijdperk (fiscaal eigen vermogen)
    2. Interest is hoger dan marktrente (art. 55 WIB): toepassen per lening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de wijzigingen met ingang van 1 januari 2020 voor de onderkapitalisatie?

A
  1. Gewijzigde definitie van het begrip ‘voorschot’ in art. 18 WIB: “elke al dan niet door effecten vertegenwoordigde vordering van een natuurlijk persoon op een vennootschap waarin […]” (i.p.v. “geldlening”)
  2. Specifieke invulling van ‘marktrente’ in art. 55 WIB voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het fiscaal regime voor dividenden?

A
  • Netto-belastbaar (art. 22 § 1 en 2): kosten niet aftrekbaar, behalve innings- en bewaringskosten (maar niet als het inkomen afzonderlijk belast wordt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Zijn er dividenden vrijgesteld?

A
  • Artikel 21:
    • Art. 21, lid 1, 2°: inkoop- en liquidatieboni van beleggingsvennootschappen
    • Art. 21, lid 1, 14°: eerste schijf van EUR 812
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het tarief voor belasting dividenden?

A
  • Tarief gewone dividenden: 30% (art. 171, 3° en 269 § 1, 1°)
    • Verlaagd tarief 15% bepaalde vastgoedBEVAKs en GVVs (art. 171, 3°quater en 269 § 1, 3°)
    • Verlaagd tarief KMO’s: dividenden uit aandelen op naam, verworven met inbreng in geld vanaf 1 juli 2013 (art. 171, 3°sexies en 269 § 2) (“VVPRbis”)
      • Dividenden uitgekeerd in tweede boekjaar na inbreng: 20%. Daarna: 15%
      • Strikte voorwaarden (zie art 269 § 2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het tarief van liquidatiebonus?

A
  • Net zoals dividenden ook 30%, vroeger 10%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn interesten?

A
  • Art. 19 § 1, 1°: “interesten, premies en alle andere opbrengsten van leningen […], van gelddeposito’s en van elke andere schuldvordering”
    • “Leningen”: geen fiscale definitie → burgerrechtelijke definitie
    • Gewone of hypothecaire schuldvorderingen, rekening-courant, etc.
    • Obligaties, kasbons en andere soortgelijke effecten = vastrentende effecten (art. 2 § 1, 8°)
      • Ook converteerbare obligaties, obligaties met warrant, winstdelende obligaties,…
    • Kapitalisatiebons en zerobonds = vastrentende effecten (art. 2 § 1, 8°)
      • Kapitalisatiebons: geen periodieke uitkering van interest maar contractuele kapitalisatie tot vervaldag
      • Zerobond: geen periodieke uitkering van interest maar uitgifte met disconto gelijk aan de tot op vervaldag gekapitaliseerde interest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is belastbaar van interesten?

A
  • Belastbaar: alles wat door de emittent van de schuld boven het geleende bedrag wordt uitbetaald
    • = opbrengst van het roerend vermogen dat aan de uitlener ter beschikking is gesteld
  • Voorbeeld: zerobonds en kapitalisatiebons ingekocht door emittent op vervaldag (art. 19 §2)
    • Interest = iedere som die boven de uitgifteprijs wordt betaald bij de inkoop op vervaldag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat met interest uit deposito’s?

A
  • Artikel 19, §1, 1°
  • Ongeacht aard deposito: terugbetaalbaar op vaste termijn, op zicht, mits opzegtermijn, gereglementeerde spaarboekjes, etc.
  • Gelijkgesteld (art. 19 § 3): contract waarbij A aan B een som geld afstaat en B verbintenis aangaat op vooraf bepaalde datum hogere som terug te betalen waarvan bedrag bij aanvang is overeengekomen
    • = ‘valse swap’; risicoloze belegging met vaste opbrengst
    • Bijv. goudswap: A koopt goud bij bank B met cash, zelfde dag akkoord dat bank B goud terug aankoopt van A aan hogere prijs (i.e. de rente op de cash gedurende afgesproken termijn). Idem met deviezen.

*

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de vrijstelling mbt deposito’s?

A
  • Vrijgesteld (art. 21, lid 1, 5°): interest op gereglementeerde spaardeposito’s onder de grens van EUR 990 (AJ 2021)
    • Voorwaarden deposito in art. 2 KB/WIB: in euro, max. rentevoet,…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de kenmerken van een klassieke levensverzekering?

A
  • Levensverzekering = persoonsverzekering waarbij het zich voordoen van het verzekerd voorval alleen afhankelijk is van menselijke levensduur
  • Verzekering leven: einddatum contract → uitbetaling pensioenkapitaal
  • Waarborg overlijden: overlijden verzekerde → uitbetaling kapitaal aan begunstigden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn gedenatureerde levensverzekeringen?

A
  • Levensverzekering vrerpakt in een beleggingsproduct:
    1. Tak 21
    2. Tak 23
    3. Tak 26
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is Tak 21?

A
  • Tak 21: levensverzekering, doorgaans op vaste termijn (bv. 10 jaar), met betaling van kapitaal aan begunstigde bij leven verzekerde op einddatum en bij dood verzekerde voor einddatum
    • Uitgekeerd kapitaal = gekapitaliseerde premie die betaald werd
    • Gegarandeerd kapitaal en rendement
    • Verschil klassieke lvz: relatief korte termijn, kapitaalberekening los van sterftetabel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe wordt een tak 21 fiscaal bekeken?

A
  • Art. 19 § 1, 3, a) WIB (wetgever: ± kasbon)
    • Belastbaar als interest: inkomsten begrepen in kapitalen vereffend bij leven mbt lvz met gewaarborgd rendement en premie is niet in aanmerking gekomen voor een fiscaal voordeel
    • Indien premie-voordeel → taxatie als pensioen
    • Belastbare interest = kapitaal – premie (art. 19 § 4 WIB)
      • Minimum: forfaitaire rente ad 4,75% van betaalde premies
  • Vrijgesteld (wetgever: voldoende lvz-karakteristieken)
    • Uitkering bij overlijden (a contrario art. 19)
    • Art. 21, eerste lid, 9°, a): BP heeft alleen zichzelf verzekerd en voordelen bij leven ten eigen voordeel bedongen en bij dood is er kapitaalgarantie van min. 130% van totaal premies
    • Art. 21, eerste lid, 9°, b): contract > 8 jaar en uitbetaling > 8 jaar na sluiten contract
    • Winstdeelnames altijd vrijgesteld (art. 40)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is een tak 23?

A
  • Verzekeraar gebruikt premie voor aankoop delen in beleggingsfonds en verbindt zich aan begunstigde die delen uit te betalen bij leven verzekerde op contractdatum of vooroverlijden verzekerde
  • Waarde delen hangt af van evolutie beleggingsfonds è beleggingsrisico volledig bij verzekeringnemer (downside én upside)
    • Maar in praktijk garandeert de verzekeraar de waarde van het fonds soms toch (bv. door zich te verbinden alleen te beleggen in fondsen die in staatsobligaties beleggen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe wordt een tak 23 fiscaal beschouwd?

A
  • Belastbaar als interest: inkomsten begrepen in kapitalen vereffend bij leven m.b.t. lvz “die verbonden zijn aan één of verschillende beleggingsfondsen wanneer bij inschrijving verbintenissen worden aangegaan die wat betreft hun duur en hun bedrag of hun rendementsvoet bepaald zijn” (art. 19 § 1, 3, b))
  • Belastbare interest = kapitaal – premie (art. 19 § 4)
  • Vrijgesteld:
    • Tak 23 zonder voormelde garanties
    • Tak 23 met garanties onder zelfde voorwaarden als tak 21
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is tak 26?

A
  • Kapitalisatiecontracten gecommercialiseerd door verzekeraar waarbij als tegenprestatie van eenmalige of periodieke stortingen verbintenissen worden aangegaan door verzekeraar los van onzekere gebeurtenissen uit menselijk leven en waarvan duur en bedrag contractueel bepaald zijn
  • Verschil klassieke lvz: hoewel geregeld in KB Leven niets te maken met lvz: het “verzekerd voorval hangt niet af van menselijk leven” (cfr. wettelijke definitie lvz supra); uitkering niet afhankelijk van enige onzekere gebeurtenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe wordt tak 26 fiscaal beschouwd?

A
  • Te beschouwen als vastrentend effect (art. 2 § 1, 8° in fine)
  • Belastbaar als interest: elke som betaald boven de uitgifteprijs (art. 19 § 2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is het tarief voor interest?

A
  • Standaardtarief: 30% (art. 171, 3° en 269, 1°)
  • Uitzondering: 15%
    • Interesten op gereglementeerde spaardeposito’s boven de grens van EUR 990 (art. 171, 3°quinquies en 269 § 1, 2°)
    • Interesten op de ‘Leterme bons’, i.e. staatslening uitgegeven tussen 24 november en 2 december 2011 (art. 534)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn collectieve beleggingsinstellingen?

A
  • Doel = gemeenschappelijk beleggen van kapitaal
  • Preliminaire definitie beleggingsvennootschap: art. 2 § 1, 5°, f) WIB
  • Belangrijkste vormen:
    • BEVEK (veranderlijk kapitaal) (SICAV)
      • “Open type”: aandeelhouders treden vrij in en uit via inkoop eigen aandelen
    • BEVAK (vast kapitaal) (SICAF) = gesloten type
      • Vastgoed-BEVAK
    • Gereglementeerde vastgoedvennootschap (GVV)*
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is het onderscheid bij collectieve beleggingsinstellingen?

A
  • Belangrijk onderscheid: beleggingsvennootschap ⇔ gemeenschappelijk beleggingsfonds
  • Definitie gemeenschappelijk beleggingsfonds: Art. 2 § 1, 5°bis WIB
    • Onverdeeld vermogen
    • dat door een beheersvennootschap wordt beheerd
    • voor rekening van de deelnemers
    • overeenkomstig de toepasselijke financiële regelgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is er belangrijk voor collectieve beleggingsinstellingen?

A
  • Moeten worden erkend door FSMA → toezicht
  • Statuten bepalen dat de nettowinst van de vennootschap hetzij aan AH zal worden uitgekeerd (aandelen van het type distributie), hetzij zullen worden gekapitaliseerd (aandelen type kapitalisatie)
  • Beursgenoteerd: openbare uitgifte
    • Exit verzekerd voor de investeerder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is het fiscaal statuut van de aandeelhouder mbt dividenden van distributieaandelen?

A
  • Dividenden (distributie-aandelen)
    • Roerende voorheffing (of PB): 30% (art. 269 § 1, 1° en 171, 3° WIB)
      • Verlaagd tarief bepaalde vastgoedBEVAKS en GVVs: zie hoger
39
Q

Wat is het fiscaal statuut van de aandeelhouder mbt inkoop & liquidatieboni van kapitalisatieaandelen?

A
  • Normaliter: dividend (art. 18, 2°ter WIB)
  • MAAR uitsluiting ex art. 21, eerste lid, 2° WIB
    • Geen roerend inkomen (dus ook geen dividend)
      • Uitzondering: fixfondsen en obligatiefondsen
    • Voor beleggers onderworpen aan de PB: de facto volledige vrijstelling
  • Meerwaarden bij verkoop secundaire markt
    • Privé meerwaarden niet belastbaar (behoudens abnormaal beheer privé vermogen en speculatie; zie infra, artikel 90 WIB)
    • Gevolg: verliezen zijn ook niet aftrekbaar
40
Q

Wat zijn fixfondsen?

A
  • Beleggingsvennootschap die vast rendement garandeert (bv. uitsluitend beleggingen in obligaties en kasbons)
  • Doorgeefluik van rendement van vastrentende instrumenten. Kan belastingvrij gebeuren krachtens art. 21, lid 1, 2° → conversie belastbare interest in belastingvrije inkoopbonus
  • Gepromoot als belastingvrij alternatief voor directe beleggingen en voor tak 21 levensverzekering è vrees voor verlies aan fiscale ontvangsten
41
Q

Wat is de reactie van de wetgever op fixfondsen?

A
  • Inkoop- en liquidatieboni van fixfondsaandelen gelijkgesteld met interest uit vastrentend effect
  • Art. 19 § 1, 4°: ‘transparante’ benadering van het fixfonds
  • Maar: wetgever viseert niet alle beleggingsvennootschappen met rendementsgarantie
42
Q

Wat is het fiscaal regime van inkoop- en liquidatieboni van fixfondsen?

A
  • Uitgesloten uit dividend-definitie (art. 18, negende lid WIB)
  • Geen toepassing van de vrijstelling van art. 21, eerste lid, 2° WIB
  • Fictie: inkoop- en liquidatiebonus = interest (art. 19 § 1, 4° WIB)
43
Q

Welke entiteiten gelden voor fixfondsen?

A
  1. Belgische en buitenlandse beleggingsvennootschappen
  2. Aandelen uitgegeven via openbaar aanbod in België
  3. Rendementsverbintenis
    • Bij het aanbod van de aandelen
    • Vooraf bepaald rendement als bedrag of als opbrengstpercentage
      • Enkel kapitaalgarantie ≠ fixfonds (cf. Parl. Voorb.)
      • Rendement gekoppeld aan beursindex (aandelenkorven) ≠ fixfonds
      • Quid wanneer fonds in prospectus aankondigt of zich verbindt enkel te investeren in staatsobligaties en kasbons?
      • Wie? Fonds of derde (beheerder, commercialiserende bank)
      • Waar? Uitgifteprospectus
44
Q

Wat is de periode die van belang is bij fixfondsen voorwaarde?

A
  1. Verbintenis slaat op periode ≤ acht jaar
    • Letterlijk: voor ieder aandeel bij gebreke aan precisering
    • Realiteit: onwerkbaar (BEVEK = vrij in en uitstap)
      • Administratie: acht jaar vanaf laatste dag inschrijfperiode vermeld in prospectus
    • Wet vereist niet dat de garantieperiode overeenstemt met levensduur van de aandelen
      • Ook aandelen zonder vervaldag kunnen fixfonds-aandelen zijn
    • Wet vereist evenmin een rendementsverbintenis gedurende 8 jaar
      • Rendementsverbintenis voor een bepaald tijdvak binnen 8 jaar kan een fixfonds-aandeel teweegbrengen
45
Q

Wat is de belastbare grondslag voor fixfondsen?

A
  • Iedere som boven de uitgifteprijs (art. 19 § 2)
  • Praktische problemen
    • Fixfonds garandeert 1%, uitgifteprijs 100, inkoop 110?
      • Inkoopbonus van 10 volledig gekwalificeerd als interest
    • Vaststelling uitgifteprijs fixfondsaandelen?
      • Initiële uitgifte: uitgifteprijs gekend
      • Nieuwe BEVEK-aandelen: inkoop tegen netto inventariswaarde (meestal hoger)
46
Q

Hoe wordt de belasting betaald bij fixfondsen?

A
  • Via RV in te houden door Belgisch fixfonds ⇔ door Belgische tussenpersoon bij buitenlands fixfonds (of aangifte)
47
Q

Wat zijn obligatiefondsen?

A
  • Artikel 19bis
  • Uitbreiding van het concept “interest” in kader van beleggingsinstellingen die in vastrentende effecten beleggen
  • Nieuwe wetgevende reactie tegen de conversie van belastbare interesten uit vastrentende effecten in belastingvrije opbrengsten
48
Q

Wat is het toepassingsgebied van de regeling van obligatiefondsen?

A
  • Beleggingsvennootschappen en beleggingsfondsen
  • Meer dan 10% van het vermogen belegd in schuldvorderingen
    • O.b.v. fondsreglement of statuten; zoniet: feitelijke samenstelling portefeuille
    • Bij gebrek aan bewijs: percentage wordt geacht 100% te bedragen
  • Enkel kapitalisatie-effecten
  • Zowel Belgische als buitenlandse beleggingsinstellingen
    • Voorheen: enkel UCITS en instellingen buiten EER
    • Sinds 1 juli 2013: ook non-UCITs gevestigd in EER
49
Q

Wat is de grondslag van de belasting bij obligatiefondsen?

A
  • De inkomsten in het bedrag verkregen ingeval van inkoop, liquidatie of overdracht onder bezwarende titel van effecten die overeenstemmen met de interesten, meerwaarden of minderwaarden uit de activa die werden belegd in schuldvorderingen, voor zover deze inkomsten betrekking hebben op de periode gedurende dewelke de verkrijger houder was van de rechten van deelneming
    • Dus vorm van transparantie
50
Q

Wat als de beheerder van het obligatiefonds dit bedrag niet kan vaststellen?

A
  • Forfait
  • Belastbaar bedrag = verschil tussen het bij de verrichting ontvangen bedrag en de aanschaffings- of beleggingswaarde van de effecten x percentage van het vermogen belegd in schuldvorderingen (art. 19bis § 2)
  • Als aanschaffings- of beleggingswaarde niet gekend: bij verrichting ontvangen bedrag x percentage van het vermogen belegd in schuldvorderingen
  • Hoe wordt er belast?
    • RV of aangifte
51
Q

Wat is de Kaaimantaks?

A
  • “Doorkijkbelasting” = van toepassing op inkomsten verkregen vanaf 1 januari 2015
  • Transparante belastingheffing van “juridische constructries”
    • Definitie: artikel 2 § 1, 13° WIB
  • Uitsluitingen: artikel 2 § 1, 13°/1 WIB
52
Q

Wat zijn de verschillende types van juridische constructies?

A
  1. Type 1: zonder rechtspersoonlijkheid (artikel 2 § 1, 13°, a) WIB) (bijv. trusts)
  2. Type 2: met rechtspersoonlijkheid (artikel 2 § 1, 13°, b) WIB)
    • Lijsten in KB van 23 augustus 2015 (niet-EER) en 18 december 2015 (EER)
    • Uitzondering voor Type 2 juridische constructie die onderworpen is aan een inkomstenbelasting van minimaal 15 % van het belastbaar inkomen van de juridische constructie, vastgesteld overeenkomstig de Belgische fiscale regels
  3. Type 3: juridische constructie ‘verpakt’ als verzekering (artikel 2 § 1, 13°, c) WIB)
    • Overeenkomst die voorziet in de uitbetaling van de inkomsten, of in de uitkering van de economische rechten, de aandelen of de activa, van een Type 1 of Type 2 constructie
53
Q
A
54
Q

Wie wordt belast bij de Kaaimantaks?

A
  • “Oprichters” (art. 2 § 1, 14° WIB)
    • Omvat ook houders van de aandelen van een Type 2 entiteit, alsook personen die een Type 3 overeenkomst gesloten hebben
55
Q

Hoe wordt er belast?

A
  • Volkomen fiscale transparantie: art. 5/1 WIB
    • Tussenkomst juridische constructie wordt genegeerd
    • Geen inkomstenconversie è OI/RI/BI/DI behouden hun aard!
    • Art. 21, eerste lid, 12° WIB: dubbele belasting vermijden (als gevolg van transparante behandeling en belastingheffing bij uitkering)
  • Belastingheffing bij uitkering: art. 18, lid 1, 3° WIB
    • In de mate dat uitkering “het vermogen van de juridische constructie doet dalen beneden het door de oprichter ingebrachte vermogen”
    • Ook van toepassing op overdracht van de activa van een juridische constructie naar een Staat die geen fiscale inlichtingen uitwisselt (art. 5/1 § 2): activa worden onweerlegbaar vermoed te zijn uitgekeerd (fictieve liquidatie)
56
Q

Wat zijn de belangrijkste uitzonderingen?

A
  1. Aantonen dat een Type 2 constructie onderworpen is aan een inkomstenbelasting van minimaal 15 % vastgesteld overeenkomstig de Belgische fiscale regels (art. 5/1 § 3, a); zie hoger)
  2. Inkomsten ontvangen door de juridische constructie zijn (onmiddellijk) weer uitgekeerd (art. 5/1 § 1, tiende lid)
  3. Aantonen dat de entiteit (art. 5/1 § 3, b))
    • gevestigd is in een land waarmee België fiscale inlichtingen uitwisselt, en
    • een daadwerkelijke economische activiteit uitoefent en beschikt over lokalen, personeel en uitrusting in verhouding tot die activiteit
      • NIET: het beheer van het privévermogen van de oprichter of van een van de oprichters
57
Q

Wat zijn andere aandachtspunten bij Kaaimantaks?

A
  • Bijzondere anti-misbruikmaatregel in art. 344/1, eerste lid WIB:
    • “Indien […] wordt aangetoond dat een juridische constructie één van de in artikel 344, § 1, tweede lid, bedoelde verrichtingen tot stand heeft gebracht, kan de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt evenmin worden tegengeworpen aan de administratie.
    • In voorkomend geval kan het in artikel 344, § 1, derde lid, bedoelde tegenbewijs worden geleverd door de oprichter van deze juridische constructie of door de belastingplichtige die tijdens het belastbaar tijdperk een dividend van deze juridische constructie heeft verkregen.
    • Indien deze oprichter of deze belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de belastbare grondslag en de belastingberekening hersteld overeenkomstig artikel 344, § 1, vierde lid.”
58
Q

Wat is de problematiek van de dubbelstructuren?

A
  • Nieuwe fictie in art. 5/1 sinds 1/1/2018: alle inkomsten verkregen binnen een keten van juridische constructies worden toegerekend aan de oprichter van de bovenste constructie (de ‘moederconstructie’) in verhouding tot het deelnemingspercentage van die constructie in de ‘dochterconstructies’
    • Zie definities in art. 2 § 1, 13°/2; 13°/3 en 13°/4 WIB
    • Vermijden dubbele belasting: onderlinge uitkeringen tussen juridische constructies binnen een ketenconstructie worden niet belast indien de belastingplichtige aantoont dat die uitkeringen afkomstig zijn van inkomsten die reeds aan de kaaimantaks onderworpen zijn (geldt dus niet voor uitkering ‘historische reserves’)
59
Q

Wat met nkomsten uit verhuring, verpachting, gebruik & concessie van RG andere dan auteursrechten?

A
  • Art. 17 § 1, 3°: verhuring, verpachting, gebruik en concessie ≠ verkoop of cessie → GEEN eigendomsoverdracht
  • Buiten de uitoefening van een beroepswerkzaamheid
    • Zoniet: beroepsinkomsten, cf. art. 37 WIB
  • “Roerende goederen”: lichamelijk of onlichamelijk
    • Bijvoorbeeld (niet-professionele) verhuur van het meubilair van gemeubelde appartementen, boten, kleding, theaterdecors, ligstoelen, kramen, etc.
    • Maar ook: royalty’s ontvangen door licentiegeving van onlichamelijke roerende goederen, zoals octrooilicenties, merkenlicenties, etc.
      • Gold vroeger ook voor auteursrechten
    • Ook onderverhuring of onderconcessie
60
Q

Wie wordt belast bij inkomsten uit verhuring, verpachting, gebruik & concessie van RG?

A
  • In beginsel moet RV worden afgehouden door de debiteur van de inkomsten
  • Maar vrijstelling voorzien in art. 111 KB/WIB indien de verkrijgers aan de PB onderworpen natuurlijke personen zijn
    • Geen RV verschuldigd, maar wel aangifteplicht
  • Tarief: 30% (art. 171, 3°)
61
Q

Wat is de belastbare basis bij inkomsten uit verhuring, verpachting, gebruik & concessie van RG?

A
  • Netto-inkomsten = brutobedrag – kosten gedragen om de inkomsten te verkrijgen of te behouden (art. 22 § 3)
    • Indien werkelijke kosten niet kunnen worden aangetoond wegens gebrek aan bewijskrachtige gegevens, worden de kosten in beginsel forfaitair vastgesteld op 15% van het brutobedrag (art. 3 KB/WIB)
    • In bepaalde gevallen wordt dit forfait gebracht op 50%, nl. verhuring van toneeldecors- en kostuums, roerende goederen die gemeubileerde woningen stofferen (art. 4, 2° KB/WIB)
      • Bij verhuring van gemeubileerd onroerend goed waarvoor een gezamenlijke huurprijs is bedongen: brutobedrag inkomsten van de roerende goederen wordt geacht 2/5 van de huurprijs te bedragen è belastbaar netto-inkomen van de roerende goederen bedraagt 50% van 2/5 van de huurprijs (cf. OI)
    • Andere gevallen: 85%, nl. verhuring van partituren of libretto’s, concessie van recht op bioscoopfilms of gelijksoortige audiovisuele werken te distribueren,.. (art. 4, 3° KB/WIB)
62
Q

Wat is lijfrente?

A
  • Artikel 17 § 1, 4° WIB
  • Tijdelijke renten of lijfrenten waarvan de schuldenaar een rechtspersoon of onderneming is (niet ten laste van een natuurlijke persoon/particulier)
    • Bijv. verkopen op lijfrente, bepaalde renten of tijdelijke renten voortvloeiend uit levensverzekeringscontracten,…
  • Die geen pensioen zijn (zie infra)
  • Ten bezwarende titel
  • Roerende voorheffing?
    • Art. 112 KB/WIB: vrijstelling RV indien verkrijgers natuurlijke personen zijn è aangifteplicht genieter
63
Q

Wat is de belastbare basis bij lijfrente?

A
  • Onderscheid “met prijsgave kapitaal” ó “zonder prijsgave kapitaal” (art. 20)
    • Zonder prijsgave: Rentegenieter stort eerst premie bij verzekeraar die belegt. Verzekeraar betaalt periodiek rente en betaalt kapitaal terug op vervaldag
      • Belastbaar bedrag = volledige rente
    • Met prijsgave: idem maar vanaf dag 1 betaalt de verzekeraar naast premie een deel van kapitaal terug
      • Belastbaar: 3% van het kapitaal
    • Verkoop op lijfrente OG (volle eigendom, naakte eigendom of vruchtgebruik)
      • Waarde OG = registratierechten
  • Tarief: 30%: artikel 171, 3° WIB
64
Q

Wat zijn auteursrechten?

A
  • Wet 16 juli 2008: nieuw fiscaal statuut met ingang van 1 januari 2008
    • Sindsdien kwalificatie als roerend inkomen (vroeger: diverse of beroepsinkomsten)
    • Art. 17 § 1, 5° io. art. 37 tweede lid WIB
      • “De inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten of naburige rechten of licenties op auteursrechten of naburige rechten”
65
Q

Wat is de definitie van auteursrechten?

A
  • Auteursrecht is een intellectueel eigendomsrecht dat de bescherming beoogt van werken van “letterkunde of kunst” (art. XI.165 Wetboek economisch recht)
  • 2 voorwaarden:
    1. Creatie moet gematerialiseerd zijn (een louter idee of concept ≠ beschermd)
    2. Creatie moet origineel zijn (persoonlijke stempel van de auteur).
  • 2 categorieën van auteursrechten:
    1. Vermogensrechten (economische exploitatie: overdracht of licentie mogelijk)
    2. Morele rechten (‘eerbied’ voor werk en reputatie: persoonlijk recht en onvervreemdbaar)
66
Q

Wat zijn naburige rechten?

A
  • Soorten:
    • Rechten van vertolkers/uitvoerende kunstenaars op hun werken/prestaties;
    • Rechten van producenten van “fonogrammen” of van “eerste vastleggingen van films”
    • Rechten van de omroeporganisaties
  • Zelfde indeling vermogensrechten en morele rechten
67
Q

Wat is het maximumbedrag van roerende inkomsten?

A
  • Indien auteursrechten door de verkrijger niet worden aangewend voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid (vb. nabestaanden van de auteur): geen maximumbedrag
  • Indien auteursrechten wel beroepskarakter hebben: € 37.500 (geïndexeerd AJ 2021 € 62.090) (art. 37 WIB)
68
Q

Wat is het tarief bij auteursrechten?

A
  • Artikel 269 § 1, 1° en 4° WIB
  • 15% op de eerste schijf van € 62.090 (AJ 2021)
  • 30% op het gedeelte boven dat grensbedrag
  • Altijd roerende voorheffing, ongeacht het bedrag!
    • Gedeelte boven grens: regularisatie in aangifte → 15% als geen beroepsinkomsten (cf. artikel 171, lid 1, 2°bis WIB) ⇔ progressief tarief als wel beroepsinkomsten
69
Q

Wat is de belastbare basis?

A
  • Art. 22 § 3 io. art. 4, 1° KBWIB: nettobedrag van de inkomsten = brutobedrag verminderd met:
    • 50% voor de eerste schijf tot € 16.560 (AJ 2021)
    • 25% voor de schijf tussen € 16.560 en € 33.110 (AJ 2021)
    • Vanaf 33.110 €: geen forfaitaire aftrek mogelijk
    • Maximumbedrag forfaitaire kostenaftrek: € 12.417,5 (AJ 2021)
70
Q

Hoe worden auteursrechten gekwalificeerd?

A
  • DVB: driestappentest: bv. ruling nr. 900.053 van 10 november 2009
    1. Is het werk dat BP toeliet de inkomsten te verwerven een beschermd werk (m.a.w. een werk geviseerd door de Auteurswet)?
    2. Zijn de vermogensrechten op het werk overgedragen of in concessie gegeven ?
    3. Vloeien de inkomsten voort uit die cessie of concessie?
    • Onderscheid tussen:
      • Vergoeding voor de prestatie van de auteur of kunstenaar = in beginsel BI
      • Vergoeding voor de cessie of concessie aan een derde van auteursrechten
        • Eventuele verdeling op basis van de bepalingen van de overeenkomst ð contractuele bepalingen onderzoeken om de draagwijdte van de overeenkomst te bepalen en de aard van de vergoeding van de prestaties te identificeren
  • Veel rechtspraak en rulings over kwalificatievraagstuk: vaak over advocaten
71
Q

Wat is het voormalige probleem van de toepassing roerende voorheffing?

A
  • Debiteur van de auteursrechten dient RV in te houden
  • Het bedrag van de RV wordt berekend op basis van de netto belastbare basis (met toepassing van het kostenforfait)
  • Artikel 313 WIB: aangifteplicht auteursrechten → administratie kan achterhalen of er te weinig belasting werd betaald
  • Administratie heeft 3 jaar tijd om bijkomende belasting na te vorderen (art. 354 WIB)
  • RV moet worden gestort binnen 15 dagen na toekenning of betaalbaarstelling (art. 412 WIB)
72
Q

Wat is de aangifteplicht?

A
  • Artikel 313 WIB: “De aan de personenbelasting onderworpen belastingplichtigen zijn er niet toe gehouden in hun jaarlijkse aangifte in de voormelde belasting de inkomsten van roerende goederen en kapitalen […] te vermelden waarvoor daadwerkelijk roerende voorheffing werd ingehouden […], noch die welke krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen van de roerende voorheffing zijn vrijgesteld, behalve indien het gaat om…”.
  • “De roerende voorheffing op de aldus niet aangegeven inkomsten wordt noch met de personenbelasting verrekend, noch terugbetaald.”
73
Q

Wat is het uitgangspunt van de aangifteplicht?

A
  • Als RV is ingehouden, moet belastingplichtige RI niet meer aangeven, behalve aantal uitzonderingen
  • In elk geval aangifteplicht voor o.a.:
    • Inkomsten uit hypothecaire schuldvorderingen
    • Verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen (art. 17, § 1, 3°)
    • Lijfrenten (artikel 17, § 1, 4°)
    • Auteursrechten en naburige rechten (artikel 17, § 1, 5°)
    • Interest op spaardeposito’s boven de vrijgestelde schijf als daarop geen RV ingehouden is (art. 21, eerste lid, 5°)
    • Interest op lening toegekend via crowdfundingplatform boven vrijgestelde schijf als daarop geen RV ingehouden is (art. 21, eerste lid, 13°)
74
Q

Wat moet niet aangegeven worden?

A
  • Wat moet niet aangegeven worden?
    • RI (behalve de uitzonderingen) waarop RV is ingehouden, bijv. interest en dividenden
    • Onbelaste inkomsten ex art. 21 (spaardeposito’s lager dan EUR 990, vrijgestelde tak 21 en 23, enz.)
75
Q

Wat met inkomsten die aangegeven worden en de gemeentebelasting?

A
  • De inkomsten die aangegeven worden in de PB è verhoging van de aanslag met aanvullende gemeentebelasting (artikel 466 WIB)
    • Dit geldt echter niet voor de RI in artikel 17, § 1, 1° en 2° WIB
      (= dividenden en interesten)
76
Q

Zijn meerwaarden op roerende inkomsten belastbaar?

A
  • Meerwaarden gerealiseerd op roerende goederen die worden aangewend voor de uitoefening van een beroepsactiviteit:
    • Belastbaar als beroepsinkomen aan progressief tarief
    • Eventueel mogelijkheid tot gespreide belasting (zie hoofdstuk beroepsinkomen)
77
Q

Tot welk vermogen behoren meerwaarden gerealiseerd op roerende goederen?

A
  • Meerwaarden gerealiseerd op roerende goederen die behoren tot privé-vermogen:
    • In beginsel vrijgesteld van belasting (art. 90, eerste lid, 1°, in fine: “daaronder niet begrepen normale verrichtingen van beheer van een privévermogen …”)
      • Meerwaarden op aandelen, obligaties, goud, kunst,…
    • MAAR: in bepaalde omstandigheden belastbaar als diverse inkomsten (bv. art. 90, eerste lid, 1° en 9° WIB)
78
Q

Wat met artikel 90, 1° voor roerende goederen?

A
  • MW op roerende goederen als diverse inkomsten: art. 90, 1°
  • Meerwaarden worden beschouwd als diverse inkomsten indien ze worden gerealiseerd buiten de uitoefening van een beroepswerkzaamheid, en voortkomen uit enige prestatie, verrichting of speculatie of uit diensten bewezen aan derden (zelfs occasioneel of toevallig), die niet kunnen worden gezien als normale verrichtingen in het kader van het beheer van een privévermogen, bestaande uit onroerende goederen, portefeuillewaarden en roerende voorwerpen.
    • Meerwaarden worden belast als divers inkomen aan 33% (art. 171, 1° a) WIB)
    • Belastbare grondslag = brutobedrag min kosten (art. 97 WIB)
79
Q

Wat zijn “normale verrichtingen van beheer van een privévermogen”?

A
  • 2 cumulatieve voorwaarden:
    1. De verrichtingen moeten betrekking hebben op goederen die volgens de wet een normaal deel vormen van het privévermogen zoals onroerende goederen, roerende goederen en portefeuillewaarden
      • Aandelen, obligaties, goud, kunst (bijv. Brussel 6 juni 2019), paarden (bijv. Rb. Luik 20 februari 2019),…
    2. De verrichtingen moeten handelingen vormen die een goede huisvader (bonus pater familias) doorgaans stelt tot behoud of vermeerdering van het privévermogen
      • “Goede huisvader”: geïnformeerde en opgeleide privépersoon
80
Q

Wat is “speculatie”?

A
  • Artikel 90, 1° WIB
  • Transactie met veel risico of een bewuste aankoop waarbij men bij een zich voordoende prijsstijging of -daling kans op veel winst heeft, maar ook kans op een groot verlies
  • Mogelijke beoordelingselementen:
    • Wederverkoop snel na aankoop;
    • Wanverhouding aankoop- verkoopprijs;
    • Wanverhouding financiering via lening vs. eigen middelen;
    • Omvang aangewende middelen t.a.v. privévermogen;
    • Repetitief karakter van de verrichtingen (tenzij het een handeltje wordt)
    • Aanwending (pseudo-)professionele middelen
  • Feitenkwestie: afhankelijk van geheel van juridische en feitelijke omstandigheden.
  • Bewijslast voor administratie
81
Q

Is er ook sprake van taxatie als divers inkomen als de verrichting “niet speculatief” is maar toch geacht wordt “buiten normaal beheer” te vallen?

A
  • Klassieke visie: nee → Mons 15 april 2009
  • Andere visie: ja: bv. Brussel 31 januari 2007
    • Gebrek aan speculatieve intenties belet belastbaarheid niet, indien de verrichting kan beschouwd worden als een verrichting die valt buiten het normaal beheer van een privévermogen.
    • Belastingbesparende motieven zijn op zich niet onverenigbaar met het normaal beheer. Het betreft een feitenkwestie, te beoordelen o.a. in het licht van het geheel van verrichtingen die hebben plaatsgevonden binnen een zekere tijdspanne
82
Q

Wat met aritkel 90, 9° WIB: MW op aandelen?

A
  • Art. 90, 9° : Als diverse inkomsten worden belast, meerwaarden op aandelen die:
    • Ofwel, zijn verwezenlijkt naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel van die aandelen buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid daaronder niet begrepen normale verrichtingen van beheer van het privévermogen
      • Meerwaarden worden belast aan 33% (artikel 171, 1°, a) WIB) en interne meerwaarden
    • Ofwel, rechten in een binnenlandse vennootschap vertegenwoordigen en die buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid ten bezwarende titel overgedragen worden aan een rechtspersoon gevestigd buiten de EER, indien:
      • De overdrager (of rechtsvoorganger indien de aandelen niet ten bezwarende titel zijn verkregen) op enig tijdstip in de loop van vijf jaar vóór de overdracht, alleen of samen met zijn naaste familie, middellijk of onmiddellijk meer dan 25% heeft bezeten van de rechten in de vennootschap waarvan de aandelen worden overgedragen
      • Meerwaarden worden belast aan 16,5% (artikel 171, 4°, e) WIB)
      • Antimisbruikbepaling in artikel 94 WIB: Vermijden tussenplaatsing stroman è moet aandelen minstens 1 jaar houden
83
Q

Wat is de tijdelijke vrijstelling?

A
  • Artikel 95 WIB
    • Indien meerwaarde wordt gerealiseerd door omruiling aandelen n.a.v. fusie, splitsing of conversie van de vennootschap
84
Q

Wat is de belastbare basis bij art. 90, 9°?

A
  • Belastbare basis: de volledige meerwaarde is belastbaar
    • = verkoopprijs min aankoopprijs = art. 102 WIB
  • Belastbare basis (voor wet 11/12/2008, dwz. onder art. 90, eerste lid, 1° WIB):
    • Zelfs indien de overdracht van aandelen kan beschouwd worden als “abnormaal” beheer: enkel belastbaarheid in de mate dat de gerealiseerde meerwaarde rechtstreeks door de abnormale verrichting is beïnvloed (Cass. 30 november 2006)
  • Belastbare basis is dus verschil tussen:
    • De som die belastingplichtige sowieso had gekregen voor aandelen; en
    • De som die effectief werd verkregen door middel van de abnormale verrichting.
85
Q

Wat zijn de gevolgen voor belastbaarheid van de interne meerwaarden?

A
  • Geen belastbaarheid interne meerwaarden voor zover de verkregen verkoopprijs of vergoeding niet hoger is dan de marktwaarde van de aandelen op moment van verkoop of inbreng, zelfs al kadert de verrichting niet binnen “normaal” beheer privé-vermogen.
  • Vraag of verrichting die tot interne meerwaarden leidt al dan niet kadert binnen normaal beheer is niet langer relevant, want geen belastbare grondslag als prijs normaal is.
  • Gecounterd door Wet 11/12/2008: invoering art. 90, eerste lid, 9° io. art. 102 WIB: abnormaal beheer = volledige MW belastbaar
86
Q

Wat zijn interne meerwaarden?

A
  • Interne meerwaarden: meerwaarden gerealiseerd door een natuurlijke persoon door overdracht van aandelen aan een holdingvennootschap, die door hem wordt gecontroleerd
  • Mogelijke redenen voor dergelijke overdracht:
    • Eenheid in beleid (centrale holding), overdracht naar volgende generatie, successieplanning etc. Maar ook fiscale optimalisatie (vermijden RV op dividenden, vermijden belastbare liquidatiebonus,…)
87
Q

Wat zijn de mogelijke manieren van overdracht?

A
  • Verkoop
  • Inbreng (door inbreng ontstaat werkelijk gestort kapitaal dat nadien belastingvrij kan worden terugbetaald aan de inbrenger (art. 18, lid 1, 2° WIB)
88
Q

Wat is het administratief standpunt over art. 90, 1° en 9°?

A
  1. Verkoop
    • Interne meerwaarden vormen diverse inkomsten zoals bedoeld in art. 90, 1° en 9° WIB. Verkoop van aandelen aan een eigen holding is immers een verkoop aan zichzelf en dus geen normale verrichting van beheer van privé vermogen
    • Speculatie moet niet worden aangetoond: de verrichting als zodanig is voldoende abnormaal
  2. Inbreng
    • Aanvankelijk standpunt: inbreng van aandelen in eigen holding is sowieso abnormaal beheer
    • Later: meer genuanceerd standpunt n.a.v. parlementaire vraag 2005
89
Q

Wat is het meer genuanceerd standpunt van de administratie over inbreng?

A
  • Voorwaarden •waaronder een inbreng van een meerderheids- of controleparticipatie door een NP in eigen holding geen aanleiding geeft tot belastbaarheid meerwaarden (“standstill voorwaarden”):
    1. Gedurende 3 jaar na inbreng geen kapitaalvermindering in holding
    2. Gedurende 3 jaar na inbreng geen kapitaalvermindering in werkvennootschap, tenzij de middelen door holding worden aangewend voor nieuwe investeringen of financieringen van andere verbonden vennootschappen (geen geld naar aandeelhouders - natuurlijke personen)
    3. Consistente dividendenpolitiek werkmaatschappij gedurende 3 jaar na inbreng (tenzij investeringen/financiering door holding, niet naar aandeelhouders - natuurlijke personen)
    4. Consistentie door werkmaatschappij betaalde bedrijfsleidersbezoldigingen en managementfees gedurende 3 jaar na inbreng, tenzij verhoging prestaties + marktconform
  • Dus gedurende sperperiode van 3 jaar: geen extra vergoedingen aan aandeelhouders
  • Oprichting holding is niet per definitie strijdig met normaal beheer
90
Q

Wat is de rulingpraktijk na Wet 11 december 2008 over art. 90, 1° en 9° en interne meerwaarden?

A
  • Advies DVB 22 maart 2011
  1. Verkoop van aandelen
    • DVB toetst de verrichting af aan criteria die in de RS aan bod komen om te beoordelen of de verrichting kadert binnen normaal beheer van privé-vermogen:
      • o.a. aanwezigheid van economische motieven, complexiteit van de verrichting, bedrag meerwaarde, wijze van financiering, financiële draagkracht van de kopende vennootschap, uitkering van dividenden tussen de verwerving van de aandelen en de voorgelegde verrichting,…
  2. Inbreng aandelen
    • Eveneens toetsing aan criteria rechtspraak, en bovendien engagement om gedurende drie jaar na de inbreng (“standstill voorwaarden”):
      • Geen kapitaalvermindering door holding
      • Geen kapitaalvermindering in werkvennootschap (tenzij middelen gebruikt voor nieuwe investering)
      • Geen wijzigingen in de politiek van dividenduitkeringen
      • Geen wijzigingen in de politiek van de management fees
91
Q

Wat zei het advies DVB 22 maart 2013?

A
  • Zelfde criteria en engagementen als voorheen
  • Maar DVB zal er strenger op toezien “dat de inbreng of verkoop niet tot doel heeft om overtollige liquiditeiten belastingvrij uit te keren”
    • Overtollige liquiditeiten eerst uitkeren (i.e. dividend, 30% RV) vóór inbreng
92
Q

Wat zei advies 28 november 2013 over interne meerwaarden?

A
  • Vervangt advies 22 maart 2013
  • Engagementen minder belangrijk
  • Centrale rol voor nieuwe artikel 344 § 1 WIB
    • Bv. Gent 1 oktober 2019
      • Administratie: KVM enkel belastingvrij indien uitzonderlijk, noodzakelijk en niet afkomstig van gerealiseerde winst → anders: misbruik en dus belastbaar dividend
      • Hof: administratie voegt voorwaarden toe aan art. 18 WIB
93
Q

Wat zei de Programmawet 25 december 2016 over interne meerwaarden?

A
  • Aanpassing artikel 184, derde lid WIB
  • Gewijzigde definitie gestort kapitaal:
    • In geval van een inbreng van aandelen waarvoor de meerwaarden […] niet belastbaar zijn overeenkomstig artikel 90, eerste lid, 9°, eerste streepje […] is het gestort kapitaal naar aanleiding van ruil van nieuwe aandelen uitgegeven door de inbrengverkrijgende vennootschap gelijk aan de aanschaffingswaarde van de ingebrachte aandelen in hoofde van de inbrenger.
    • Bij gebrek hieraan, wordt het gestort kapitaal geacht overeen te stemmen met de waarde van het gestort kapitaal dat door de ingebrachte aandelen wordt vertegenwoordigd, in het totaal gestort kapitaal van de vennootschap waarvan ze de vertegenwoordiging zijn. Voor het overige wordt deze inbreng als een belaste reserve aangemerkt.
  • Van toepassing op inbrengen gedaan vanaf 1 januari 2017
  • Enkel relevant voor inbreng
    • Verkooptransacties: belastingheffing is reeds voldoende verzekerd op basis van andere mechanismen (volgens de Memorie van Toelichting)
94
Q
A