9.5 Wel zwanger Flashcards

1
Q

Waarom is voor een zaadcel de weg naar een eicel een barre tocht?

A

In de vagina worden lichaamsvreemde cellen gedood
De zaadcellen die overleven moeten door de nauwe opening van de baarmoeder naar binnen.
Veel cellen sterven van uitputting.
Slechts de helft zal de goede eileider inzwemmen.
Van de miljoenen zaadcellen blijven er hooguit honderden over.
1 zaadcel versmelt zicht met de eicel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar ontmoeten de eicel en de zaadcel elkaar?

A

Aan het begin van de eileider, vlakbij de eierstok.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer spreken we van een bevruchting?

A

Als de kern van de eicel en de kern van de zaadcel met elkaar versmelten. De kop van de zaadcel dring binnen in de eicel. De zweepstaart blijft achter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er na de bevruchting?

A

Als een eicel wordt bevrucht, gaat de eicel delen en ontstaat er een bolletje. Dat bolletje komt via de eileider in de baarmoeder, dit duurt ongeveer een week. Daar hecht het bolletje zicht in het baarmoedervlies. Dit heet innesteling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is innesteling

A

Als een eicel wordt bevrucht, gaat de eicel delen en ontstaat er een bolletje. Dat bolletje komt via de eileider in de baarmoeder, dit duurt ongeveer een week. Daar hecht het bolletje zicht in het baarmoedervlies. Dit heet innesteling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe krijgt het bolletje wat ontstaat na de bevruchting voedingsstoffen en zuurstof?

A

14 dagen na een ovulatie (eisprong) is het baarmoederslijm nog dikker. Het bevat dan veel bloedvaten. Via deze bloedvaten krijgt het bolletje cellen voedingsstoffen en zuurstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

embryo

A

Het kind dat zich in de baarmoeder ontwikkelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe krijgt de embryo de eerste weken van de zwangerschap voeding

A

Het verdikte baarmoederslijmvlies zorgt de eerste weken voor voeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is de embryo met de moeder verbonden?

A

door de navelstreng en de moederkoek ( placenta)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ander woord voor moederkoek

A

placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de placenta en de navelstreng van de baby?

A

organen
placenta: haalt zuurstof en voedsel uit het bloed, vervolgens gaan de zuurstof en voedingsstoffen via de bloedvaten naar de navelstreng.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er met de afvalstoffen van de baby?

A

Die gaan via de navelstreng en de bloedvaten terug naar het bloed van de moeder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Blijft bloed van de moeder gescheiden van het bloed van de embryo

A

Het bloed van de moeder blijft door de dunne wanden van de placenta gescheiden van het bloed van de embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Rol placenta

A

-embryo wordt gevoed door placenta
-placenta houdt allerlei stoffen en ziekteverwekkers tegen die de baby ziek kunnen maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke ziekteverwekkers en schadelijke stoffen gaan wel door de placenta?

A

aidsvirus, nicotine, alcohol, heroïne en sommige medicijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bouw van de navelstreng

A

Door de navelstrengader stroomt bloed met voedingsstoffen en zuurstof naar het embryo.
En de navelstrengaders voert koolstofdioxide en andere afvalstoffen af.

17
Q

Wat liggen er om de embryo

A

2 vruchtvliezen.

18
Q

Wat zit er in de vruchtvliezen buiten de embryo

A

Vruchtwater. Het embryo drijft in het vruchtwater.

19
Q

Waar beschermt het vruchtwater tegen

A

Beschermt tegen stoten, uitdroging en wisseling van temperatuur. Bovendien kan het embryo zich hierin gemakkelijk bewegen.

20
Q

verloskundige

A

controleert of het goed gaat met de aanstaande moeder en haar kind. Ze helpt ook bij de bevalling.

21
Q

gynaecoloog

A

Als er problemen zijn met de zwangerschap komt er een specialist bij en die heet gynaecoloog of vrouwenarts

22
Q

Hoe kan een vrouw zich voorbereiden op de bevalling

A

zwangerschapsgymnastiek of yoga

23
Q

Hoe lang duurt zwangerschap

A

Na de bevruchting 40 weken

24
Q

Hoe begint de bevalling

A

met weeën.

25
Q

Wat zijn weeën

A

Tijdens weeën trekken de spieren in de baarmoederwant zich samen met tussenpozen. De baarmoederhals en de baarmoedermond worden wijder.

26
Q

Hoe noem je het wijder worden van de baarmoedermond en de baarmoederhals door de weeën?

A

Ontsluiting.

27
Q

Wat begint er als er genoeg ontsluiting is (meestal 10 cm(

A

Dan begint de uitdrijving. De weeën worden steeds krachtiger en ook de spieren in de buikwand gaan zich samentrekken.

28
Q

Hoe heten de weeën die steeds krachtiger worden en dat dan ook de spieren in de buikwand samentrekken?

A

Persweeën
Door de persweeën wordt het kind naar buiten geperst. (uitdrijving)

29
Q

Hoe ontstaat de navel

A

de navelstreng dat aan de baby vastzit droogt in en na ongeveer een week valt de navelstreng eraf. Hierdoor ontstaat een litteken, dat is de navelstreng

30
Q

Is na de uitdrijving de bevalling helemaal afgelopen?

A

Er vindt nog een nageboorte plaats. Dat is de placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen. Deze worden ongeveer 15 minuten na de baby uitgedreven.

31
Q

stuitliging

A

Bij een stuitliging ligt het kontje of een voet naar benden in plaats van het hoofdje.

32
Q

dwarsligging

A

Als de baby dwars in de buik zit, het kind kan niet via de vagina worden geboren maar de geboorte vindt plaats via een keizersnede.

33
Q

keizersnede

A

operatie van de buikwand

34
Q

kraamverzorgster

A

Eerste dagen na bevalling hulp van kraamverzorgster. Helpt bij het verzorgen van de baby en doet het huishouden.

35
Q

consultatiebureau

A

Controle van de baby tot 4 jaar
gewogen, gemeten, hartslag, ademhaling.
Consultatie bureau geeft ook adviezen en kinderen worden daar ingeënt tegen ziekten.

36
Q
A