Week 18 Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen de ziekte van Bowen en Bowenoïde papulosis

A

Bowenoïde papulosis komt voornamelijk voor bij patiënten met een jonge leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee macroscopische patronen worden waargenomen in een plaveiselcelcarcinoom van de penis?

A

Papillaire laesies en vlakke laesies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn risicofactoren van een plaveiselcelcarcinoom van de penis?

A

Slechte genitale hygiëne en HPV-infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een belangrijk androgeen bij benigne prostaat hyperplasie?

A

DHT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een androgeen?

A

Mannelijke geslachtshormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent overdiagnose?

A

Diagnose van kanker die anders geen symptomen of de dood had veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent overbehandeling?

A

Behandeling van kanker dat vanzelf over zou gaan of geen symptomen zou veroorzaken. Problemen van bijwerkingen die niet nodig was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werkt de Gleason gradiëring?

A

Optelsom van twee scores van de meest voorkomende cellen in een weefselbiopt. Hoe slechter de differentiatie van de cellen , hoe hoger de score.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke biomarkers kan je vinden bij testiculair carcinoom?

A

HCG , AFP, LDH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke lymfeknopen zijn als eerste betrokken bij testiculaire kiemcelcarcinomen?

A

Retroperitoneale para-aortaknopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In welke drie fasen is de mannelijke seksuele handeling verdeeld?

A

Erectie en lubricatie => emissie => ejaculatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke zenuwstelsel beïnvloed de erectie en lubricatie bij de mannelijke seksuele handeling?

A

De parasympathicus zorgt ervoor dat stikstofoxide (NO) vrijkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Door welke cellen wordt testosteron uitgescheiden?

A

Leydig-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Door welke cellen wordt inhibine uitgescheiden?

A

Sertoli-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk hormoon wordt door de hypothalamus uitgescheiden , wat de afgifte van LH en FSH door de hypofyse verhoogt?

A

Gonadotropine-releasing hormoon (GnRH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de omschrijving van “actieve surveillance”?

A

Actieve surveillance is curatief, maar niet patiënt-specifiek ; er wordt gekeken naar biomarkers
Bij low-risk patiënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de omschrijving van “watchful waiting”?

A

Watchful waiting is palliatief en patiënt-specifiek

bij patiënten van alle stages

18
Q

Wat is het doel van actieve surveillance en watchful waiting?

A

Minimaliseren van behandeling gerelateerde toxiciteit

19
Q

Waar vind spermatogenese plaats?

A

Het proces vindt plaats in de wnaden van de seminifereuze tubules

20
Q

Door welke hormonen wordt spermatogenese gereguleerd?

A

Testosteron en FSH

21
Q

Hoe wordt testosteron door het bloed vervoerd?

A

Gebonden aan albumine

22
Q

Wat biedt bescherming voor een invasief carcinoom van de penis?

A

Circumcisie (besnijdenis)

23
Q

Welke 3 stadia zijn er voor testiculaire tumoren?

A

Stadium 1; tumor beperkt tot testis, epididymis of zaadstreng
Stadium 2: verspreiding op afstand beperkt
Stadium 3: metastasen buiten retroperitoneale knopen

24
Q

Wat is de grenswaarde voor PSA-screening?

A

4 ng/ml

25
Q

Wat is het meest voorkomende kiemceltumor van de testis?

A

Seminomen

26
Q

Wanneer is er een lage kans bij patiënten met een testiculaire tumor?

A

Bij patiënten met hepatische, ossale of cerebrale metastasen

27
Q

Wat is de meest voorkomende genetische verandering bij prostaatcarcinoom?

A

verandering in het GSTP1-gen wat leidt tot verminderde expressie van GSTP1

28
Q

Welke kant moet de vingertop buigen met rectaal onderzoek van de prostaat?

A

Ventraal

29
Q

Welk van de volgende onderzoeken moet minimaal worden verricht om de diagnose prostaatcarcinoom voldoende zeker te kunnen stellen om een therapie te beginnen?

A

Biopsie

30
Q

Bij hoeveel procent van de mannen boven 40 jaar komen mictieklachten voor?

A

+- 25%

31
Q

Als er prostaatcarcinoom is vastgesteld. Welke van de volgende onderzoeken kan bijdragen aan de LOKALE stadiëring?

A

MRI-scan

32
Q

Wat is de meest toegepaste behandeling bij uitgezaaid prostaatcarcinoom?

A

Hormoontherapie

33
Q

Welke behandeling wordt NIET geadviseerd bij gelokaliseerd, hoog-risico prostaatcarcinoom?

A

Actief wachten

34
Q

Bij welke soort testiskanker worden geen verhoogde biomarkers gevonden?

A

Seminomen

35
Q

Welke soort behandeling is geen optie bij testis kanker?

A

Hormoonbehandeling

36
Q

Wat zijn complicaties van lymfeklierdissectie bij non-seminome testiculaire kanker?

A

Retrograde ejaculatie en onvruchtbaarheid

37
Q

Waar zijn de eerste lymfekliermetastasen van de prostaat?

A

Obturatorius-knopen

38
Q

Waar metastaseren kiemceltumoren als eerste naar?

A

Longen

39
Q

Welke groep heeft een verhoogd risico op het ontwikkelen van een prostaatcarcinoom?

A

Mensen met een donkere huidskleur

40
Q

Welke factor zorgt NIET voor een verhoogd serum PSA?

A

Androgenen

41
Q

Hoeveel dagen zijn nodig voor de rijping van zaadcellen in de epididymis?

A

12 dagen