Thema 3: Motivatie en leiderschap H8 Theorieën over werknemermotivatie Flashcards

1
Q

Waar is coaching voor bedoeld?
Wat is daarbij het vertrekpunt (2x)?
Welke 3 dingen doet een coach?

A

Iemand te ondersteunen bij het groeien in zijn of haar persoonlijke effectiviteit op werk.

  1. Persoonlijke stijl van het werken van medewerkers
  2. Belemmeringen en uitdagingen die daarbij worden ervaren.
  3. Afspraken met cliënt maken over de te behalen doelen
  4. Procesondersteuning bij het behalen van de doelen
  5. Helpen om belemmeringen bij het behalen van de doelen hanteerbaar maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat verklaren motivatietheorieën?

Waar richten de meeste theorieën zich op?

A

Verschillende soorten werkgedrag.

Werkprestatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is motivatie?

In termen van welke drie kernelementen kan motivatie worden omschreven?

Wat is een alternatief perspectief?

A

Innerlijke toestand die iemand tot bepaald gedrag beweegt.

  • Richting (keuze van pad)
  • Intensiteit (effort)
  • Vasthoudendheid van gedrag gedurende langere tijd

Verlangen om een bepaald doel te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat verklaren werkmotivatietheorieën?

Op welk continuüm kunnen de theorieën worden beschreven?

A

Oorzaken (los van bekwaamheid) waardoor sommige mensen beter presteren dan anderen.

Distale motivatietheorieën (betreffen processen die ver van het gedrag af staan) en proximale motivatietheorieën (betreffen processen die dicht bij het gedrag staan).
Theorieën doen dus geen verschillende voorspellingen van gedrag, maar zijn complementair.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 8 theorieën (+ eventuele subtheorieën) worden besproken?

A
  1. Behoeftentheorieën: Maslow’s theorie van behoeftehiërarchie en twee-factoren theorie
  2. Reinforcementtheorie
  3. Expectancytheorie
  4. Self-efficacytheorie
  5. Rechtvaardigheidstheorieën: equitytheorie en eerlijkheidstheorie
  6. Goal-settingtheorie
  7. Controletheorie
  8. Actietheorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Waar komt motivatie uit voort volgens de behoeftentheorieën?
  2. Wat zijn de 2 voornaamste theorieën?
A
  1. Uit menselijke verlangens en deze verschillen enorm per persoon. Behoeften zijn distale structuren die op grote afstand van de werkprestatie liggen.
  2. Maslow’s theorie van behoeftehiërarchie en de twee factoren-theorie van Herzberg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar gaat Maslow’s theorie van behoeftenhiërarchie van uit?

Heeft de theorie empirische ondersteuning?

A

Voor een goede fysieke en psychische gezondheid, moeten menselijke behoeften bevredigd worden.
Een behoefte moet onbevredigd zijn om motiverend te kunnen zijn en mensen worden gemotiveerd door de onbevredigde behoefte van het laagste niveau an dat moment.

Er is een gebrek aan empirische ondersteuning, maar toch heeft het een positieve impact op organisaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar gaat de twee factoren-theorie van Herzberg van uit?

Is de theorie invloedrijk?

A

Motivatie komt voort uit het werk zelf, niet uit beloning of werkomstandigheden.
De behoeften die door werk bevredigd worden vallen in 2 categorieën:
- dierlijke, fysiologische behoeften:
werkaspecten die hierop betrekking hebben heten hygiënefactoren (e.g. salaris, supervisie, collega’s, organisatiebeleid)

  • unieke, menselijke behoefte aan psychologische groei:
    werkaspecten die hier betrekking op hebben heten motivatiefactoren (e.g. succes, erkenning, verantwoordelijkheid, aard van het werk zelf)

Ja, ondanks de tekortkomingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het uitgangspunt van de reinforcementtheorie?

Welke beloning heeft vooral een positief effect op prestatie uit meta-analyse?

Waarom zijn de meeste A&O-psychologen niet positief over deze theorie (2x)?

A

De wet van effect van Thorndike: de kans op bepaald gedrag neemt toe als het gedrag wordt gevolgd door een beloning en neemt af als het wordt gevolgd door straf.

Financiële beloningssystemen.

Geeft weinig inzicht in motivatieprocessen + onethische vorm van manipulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat probeert de expectancytheorie te verklaren? En hoe?

Wat is het basisidee?

De oudste en bekendste expectancytheorie van Vroom ziet motivatie als een functie van cognitie volgens welke formule?

Wat laat meta-analyse zien?

A

Hoe beloningen leiden tot gedrag, door zich te richten op de innerlijke cognitieve toestand die tot motivatie leidt.

Dat mensen worden gemotiveerd als hun gedrag de gewenste gevolgen heeft.

force=expectancy x Σ(valences x instrumentalities)
force = hoeveelheid motivatie voor een bepaalde taak
expectancy = subjectieve verwachting die iemand heeft of hij in staat is tot een bepaalde prestatie
valentie=waarde die een beloning of gevolg voor iemand
instrumentaliteit = subjectieve verwachting dat bepaald gedag leidt tot een bepaalde beloning

Bevestigt de voorspellende waarde van de theorie, maar laat ook zien dat motivatie maar een element is in het proces dat leidt tot bepaald werkgedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het uitgangspunt van de sefl-efficacytheorie van Bandura?

Wat is het verschil tussen expectancy en efficacy (2x)?

Is er empirisch bewijs voor deze theorie?

Wat is het Galatea-effect?

Kan self-efficacy worden vergroot?

Wat kwam uit het onderzoek van Morin en Latham naar self-efficacy en training?

A

Motivatie en prestatie worden deels bepaald door hoe mensen denken over hun eigen effectiviteit. Mensen met een hoge self-efficacy geloven dat ze in staat zijn om taken te volbrengen en zijn gemotiveerd zich daarvoor in te spannen.

  1. Expectancy heeft betrekkeing op een specifieke activiteit op een specifiek moment, terwijl self-efficacy te maken heeft met het gevoel wel of niet capabel te zijn op een bepaald gebied.
  2. Expectancytheorie kijkt ook naar de invloed van beloning op motivatie, terwijl self-efficacytheorie dat buiten beschouwing laat.

Ja, er is veel bewijs, voor zowel in de werksituatie als daarbuiten. Correleert ook met prestatie.

Overtuigingen van mensen wat betreft hun capaciteiten hen beter liet presteren, als een self-fulfilling prophecy.

Ja, door trainig of informatie te geven.

Dat zowel training als vergroten van self-efficacy nodig zijn om prestaties te verbeteren; training is niet voldoende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het uitgangspunt van rechtvaardigheidstheorieën?

Wat stelt de equitytheorie van Adams?

Waar heeft recent onderzoek naar eerlijkheid en werk toe geleid?
Wat is het verschil tussen distributieve rechtvaardigheid en procedurele rechtvaardigheid?

Waar correleren beide vormen van rechtvaardigheid mee volgens onderzoek (3x)?

A

Normen voor eerlijke behandeling van werknemers door hun organisaties.

Dat mensen gemotiveerd zijn om een toestand van eerlijkheid en billijkheid te bereiken in hun omgang met andere mensen en met organisaties.

Vervanging van de equitytheorie door de eerlijkheidstheorie van Cropanzano: maakt onderscheid tussen distributie van beloningen en d procedures volgens welke beloningen worden toegewezen.
Daarnaast gaat de eerlijkheistheorie er niet van uit dat gevoelens van onrechtvaardigheid voortkomen uit sociale vergelijking met anderen, maar dat mensen onrechtvaardigheid ervaren als zich iets negatiefs voordoet en ze vermoeden dat een ander hen dit met opzet heeft aangedaan.

Distributieve: komt overeen met billijkheid (=-equity) en betreft de eerlijke verdeling van beloningen onder mensen.
Procedurele: betreft eerlijk verdelingsproces, niet het resultaat van de verdeling.

  1. werkprestatie
  2. werktevredenheid
  3. intentie om te vertrekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is onbillijkheid?

A

Psychologische toestand die ontstaat wanneer werknemers zichzelf met anderen vergelijken. Vergelijking gaat over de ratio van outcomes en inputs.

Outcomes: beloningen en voor hem persoonlijk waardevolle zaken die een werknemer verkrijgt uit het werken voor een organisatie.
Inputs: alle bijdragen die de werknemer aan de organisatie levert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het uitgangspunt van de goal-settingtheorie?

Hoe denken A&O-psychologen over deze theorie?

Welke 2 vormen van goal orientation zijn er?

Aan welke 4 voorwaarden moet worden voldaan bij doelen stellen?

Werkt het beter om zelf doelen te stellen of dat de organisatie ze voor je stelt?

Wat zijn 2 beperkingen van de theorie volgens onderzoek?

A
  1. Gedrag van mensen wordt gemotiveerd door hun intenties, doelstellingen of doelen.
    Doelen: proximale constructen.
  2. Meest bruikbare theorie voor A&O-psychologen.
    • Learning orientation: focus efforths on learning
      - performance orientation: focus efforts on achieving levels of job performance
      N.B. Vereisen verschillende doelstrategieën
    • Commitment, acceptatie van het doel door werknemer
      - Feedback: terugkoppeling op de voortgang bij het bereiken van het doel
      - Moeilijke en uitdagende doelen
      - Specifieke doelen
  3. Zelf stellen
  4. Moeilijke doelen werken het beste als de situatie verder eenvoudig is en er weinig stress is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar richt de controletheorie zich op?

Beschrijf hoe feedback invloed heeft op blijvende inspanning om doelen te halen.

A

Borduurt verder op het concept van de goal-settingtheorie en richt zich op de vraag hoe feedback invloed heeft op blijvende inspanning om doelen te halen.

De persoon die aan het doel werkt krijgt voortdurend feedback over de geleverde prestatie.
Deze persoon evalueert de feedback door de voortgang te vergelijken met eigen standaarden of verwachte voortgang.
Als de voorgang achterblijft, zal de persoon gemotiveerd zijn om in actie te komen.
Die actie kan bestaan uit het bijstellen van de doelen of een wijziging in aanpak, zoals het leveren van meer inspanning of werken op een effectievere manier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het uitgangspunt van de actietheorie?

Beschrijf het actieproces.

Wat is het verschil tussen interne en externe taken bij deze theorie? Wat is een belangrijk element hierbij?

De theorie omvat een aantal persoonlijkheidsvariablen. Wat is de belangrijkste?

Wat zegt onderzoek over deze theorie?

A

Beschrijft een proces dat doelen en intenties verbindt aan gedragingen.
Complexe, op cognitie gebaseerde theorie, die verder gaat dan de goal-setting en controletheorieën.
Richt zich op doelgerichte of vrijwillige gedragingen (=acties) en de processen die ertoe leiden (ze zijn het resultaat van de bewuste intentie om iets te bereiken, klein of groot.)

  1. De wil om iets te bereiken.
  2. Formuleren van specifieke doelen
  3. Vertalen van doelen in plannen ((series van) acties))
  4. Plannen uitvoeren.
  5. Feedback uit omgeving: positief > doorgaan met plannen/acties; negatief > bijstelling van doelen/plannen/acties

Extern: wordt door organisatie opgelegd
Intern: door werknemer zelf gekozen.
Herdefinitie van externe tot interne taak.

Action orientation (stelt doelen en maakt plannen en gaat door tot doelen zijn bereikt) vs state orientation (doet tegenovergestelde).

Bevestigt een aantal voorspellingen. Ook nuttig gebleken bij ontwerpen van interventies om tot een betere werknemersmotivatie te komen.

17
Q

Wat vormt geen onderdeel van Bandura’s Self-efficacy theory?

  1. Het Galatea effect
  2. Het algemene gevoel dat men tot iets wel of niet in staat is
  3. De self-fulfilling prophecy
  4. De waarschijnlijkheid dat men zichzelf in staat acht tot een specifieke activiteit
A
  1. De waarschijnlijkheid dat men zichzelf in staat acht tot een specifieke activiteit
18
Q

Wat wordt verstaan onder distributieve rechtvaardigheid?

  1. Fairness waarmee beloningen onder mensen worden verdeeld
  2. Equity en toebedeelde fairness zijn beide juist
  3. Equity
  4. Fairness waarmee beloningen aan mensen zijn toebedeeld
A
  1. Equity en toebedeelde fairness zijn beide juist
19
Q

Hoe ziet volgens de goal-setting theory de relatie eruit tussen goal orientation, learning orientation en performance orientation?

  1. Een focus op leren haalt de aandacht weg van prestaties.
  2. Een focus op prestaties haalt de aandacht weg van leren.
  3. Een focus op interne doelen haalt de aandacht weg van externe doelen.
  4. Een focus op externe doelen haalt de aandacht weg van interne doelen.
A
  1. Een focus op prestaties haalt de aandacht weg van leren.
20
Q

Welke antecedenten van werktevredenheid zijn gebonden aan de omgeving en welke aan de persoon van de medewerker?

  1. Omgeving: functiekenmerken en rechtvaardigheid; Persoon: persoonlijkheid en salaris
  2. Omgeving: functiekenmerken en salaris; Persoon: persoonlijkheid en rechtvaardigheid
  3. Omgeving: salaris en culturele en etnische verschillen; Persoon: leeftijd en geslacht
  4. Omgeving: salaris en rechtvaardigheid; Persoon: leeftijd en culturele en etnische verschillen
A
  1. Omgeving: salaris en rechtvaardigheid; Persoon: leeftijd en culturele en etnische verschillen
21
Q

Welke effectvariabele is niet met werktevredenheid in verband gebracht?

  1. Prestatie
  2. Status
  3. Welbevinden
  4. Ontslag nemen
A
  1. Status
22
Q

Welke drie hypothesen gaan over hoe tevredenheid met het leven in het algemeen en werktevredenheid elkaar beïnvloeden?

  1. Computation hypothesis, spillover hypothesis, fragmentation hypothesis
  2. Compensation hypothesis, spillover hypothesis, segmentation hypothesis
  3. Compensation hypothesis, spillover hypothesis, fragmentation hypothesis
  4. Computation hypothesis, spillover hypothesis, segmentation hypothesis
A
  1. Compensation hypothesis, spillover hypothesis, segmentation hypothesis